DE GEDRAGSCODE (AL-AKHLAAQ) VAN DE PROFEET (VREDE ZIJ MET HEM)
Het gedrag van de profeet (vrede zij met hem) was een weerspiegeling van datgene wat vermeld staat in de Koran. In Sahih Moeslim zegt Aicha (Allah zij tevreden met haar)  dan ook: ,,Zijn gedragscode (vrede zij met hem) was de Koran.”
Hij legde ontzettend veel nadruk op het gedrag, zo zegt hij (vrede zij met hem): ,,De beste onder jullie zijn degene met het beste gedrag.”(1)             (Boecharie en Moeslim)
Ook zegt de profeet (vrede zij met hem): ,,Een gelovige kan met zijn goed gedrag het niveau bereiken van een vastende die (ook) het nachtgebed verricht.”                             (Aboe Dawoed)
Tevens zegt hij: ,,Degene die mij het allerdierbaarst is en het dichtst bij mij zal zijn op de Dag der Opstanding is degene met het beste gedrag.”     (Thirmidhie)
Verder zegt hij: ,,De meest geliefde dienaar bij Allah is degene met het beste gedrag.” (Haakim en sahih verklaard door Al-Albaanie)
Toen er een keer tegen de profeet (vrede zij met hem) werd gezegd: ,,O Boodschapper van Allah, verwens de ongelovigen!” antwoordde hij: ,,Voorwaar, ik ben niet als vervloeker gezonden, maar als genade.”   (Moeslim)
Verder zegt Aicha (Allah zij tevreden met haar): ,,Nooit heeft de boodschapper van Allah (vrede zij met hem) iets met zijn hand geslagen, vrouw noch bediende.”                                      (Moeslim)
Anas Ibnoe Maalik, die de profeet (vrede zij met hem) tien jaar heeft gediend zegt dat hij een keer door de profeet (vrede zij met hem) werd gestuurd om iets te doen, maar onderweg kwam hij een aantal spelende kinderen tegen en bleef met hen spelen, waarna hij vergat dat hij iets voor de profeet (vrede zij met hem) moest doen. Ineens zag hij de profeet (vrede zij met hem) die glimlachend achter hem stond en tegen hem zei: “O Oenais[2], ben je geweest waar ik jou naartoe heb gestuurd?’’ Anas zei: ,,Ik ga nu, O boodschapper van Allah.”
Er wordt verder van Anas verhaald dat hij zei: ,,Ik heb de boodschapper van Allah (vrede zij met hem) negen jaar gediend. Ik weet niet van hem dat hij ooit tegen mij heeft gezegd: ‘Waarom heb je dit en dat gedaan?”, noch heeft hij ooit enige daad van mij misprezen.”                                 (Moeslim)
In een andere overlevering zegt Anas (Allah zij tevreden met hem): ,,… nooit heeft hij ‘oef’ [3] tegen mij gezegd[4], noch ‘waarom heb je gedaan?’, noch ‘je had moeten doen’.(Boecharie en Moeslim)
Vergevensgezindheid
Aboe Hoerairah (Allah zij tevreden met hem) overlevert: ,,Een man ging Aboe Bakr uitschelden, terwijl de profeet (vrede zij met hem) verbaasd en glimlachend zat (toe te kijken). Toen het hem te veel werd zei Aboe Bakr iets terug. De profeet (vrede zij met hem) werd boos en stond op, waarna Aboe Bakr hem volgde en zei: ,,O Boodschapper van Allah! Hij schold mij uit waar je bij zat, en toen ik iets terugzei, werd jij boos en stond je op?!
De Boodschapper zei: ,,Al die tijd was er een engel met jou die hem antwoordde, en toen jij (ook) reageerde, kwam de Shaitaan opdagen. O Aboe Bakr! Drie zaken behoren tot de waarheid:
1.  Ieder dienaar die bepaalde onrecht wordt aangedaan en het omwille van Allah (de Verhevene) vergeeft, Allah zal hem doen zegevieren (de overwinning doen behalen).
2.   En telkens als een man het initiatief neemt om liefdadigheid uit te geven strevende hiermee de banden (met anderen) aan te sterken, of Allah zal daardoor zijn bezit doen toenemen.
3.   En telkens als een man het initiatief neemt om liefdadigheid (aan anderen) te vragen om zich daarmee te verrijken, of Allah zal daardoor zijn bezit doen afnemen.
(Verhaald door Ahmed en hassan verklaard door al-Albaanie in Mishkaat nr. 5102)
Wat ook de grote vergevingsgezindheid van de profeet (vrede zij met hem) bewijst, is dat hij na het veroveren en bemachtigen van Mekkah en ondanks alles wat hem was aangedaan door de inwoners van Mekkah, goede wil toonde en hen vergaf zonder enig verwijt achteraf.
Bescheidenheid
Aicha (Allah zij tevreden met haar) werd eens gevraagd wat de profeet (vrede zij met hem) deed als hij thuis was, toen zei ze: ,,Hij stelde zich in dienst van zijn vrouwen (en familie), en als het tijd was voor het gebed, verrichtte hij de kleine wassing (al-Woedoe’) en ging de deur uit naar het gebed.”                (Boecharie en Moeslim)
Anas Ibn Malik (Allah zij tevreden met hem) zei: ,,(Zelfs) een slavin (kon) de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) bij zijn arm beetnemen en vertrekken met hem waar zij wilde (als zij hulp zocht).[5] (Boecharie)
Anas Ibn Malik (Allah zij tevreden met hem) zei: ,,Niemand was hen dierbaarder dan de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem), en als zij hem zagen (aankomen) stonden zij (toch) niet voor hem op, omdat ze wisten dat hij dit verafschuwde.                      (Ahmed en Thirmidhie)
Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) zegt: ,,Overdrijft niet in het lofprijzen van mij zoals de christenen overdreven in het lofprijzen van 3isa (Jezus). Ik ben slechts een dienaar. Zegdus: ,,De dienaar van Allah en Zijn boodschapper.”      (Boecharie)
Als de profeet (vrede zij met hem) op reis was, liep hij altijd achteraan, dan begeleidde hij de zwakkeren, gaf hen lift bij hem achterop en verrichtte smeekbedes voor hen.     (Aboe Dawoed)
De profeet (vrede zij met hem) ging altijd naar de zwakkeren onder de moslims, bracht bezoek aan hen, bezocht hun zieken en woonde hun begrafenissen bij.
Hij weigerde nooit parfum aan te nemen (als het hem werd geschonken) .
Thomaamah Bnoe Abdellaah verhaalt: ,,dat Anas (Allah zij tevreden met hem) nooit weigerde parfum aan te nemen en (dat) hij beweerde dat de profeet (vrede zij met hem) nooit weigerde parfum aan te nemen.”      (Boecharie)
De profeet (vrede zij met hem) speelde ook vaak met kleine kinderen.
Hij speelde met Zaineb Bintoe Oemmi Salamah en zei herhaaldelijk tegen haar: ,,O Zoewaynib! O Zoewaynib![6]”
Anas (Allah zij tevreden met hem) verhaalt dat Boodschapper van Allah (vrede zij met hem), langs kleine kinderen liep die aan het spelen waren en begroette hen met de vredesgroet(salaam) (Moelsim)
Aicha (Allah zij tevreden met haar) zegt: ,,De Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) repareerde zelf zijn kapotte schoeisel, verstelde zijn verscheurde kleding en deed zijn huishouden zoals een van jullie zijn huishouden doet…”
(Verhaald door Thirmidhie en sahih verklaard door Al–Albaanie)
Hoogmoed is een eigenschap die ten stelligste verworpen wordt door de Islam. De profeet (vrede zij met hem) zegt: ,,Hij die ter grootte van een stofdeeltje aan hoogmoed in zijn hart bezit, zal het Paradijs niet binnengaan. Toen zei een man: ,,Waarlijk, iemand van ons vind het fijn wanneer zijn kleding mooi is en zijn schoeisel mooi is. Hij zei: ,,Voorwaar, Allah is mooi en houdt van schoonheid; hoogmoed is het loochenen van de waarheid en kleineren van mensen.”[7]             (Moeslim)
Imam an-Nawawi zegt in de uitleg van deze overlevering: ,,Hij zal niet allereerst samen met de godsvruchtigen het paradijs binnengaan; Allah zal eerst over hem oordelen, waarna hij gestraft of vergeven zal worden.”


[1]) In een andere overlevering vroeg de profeet (vrede zij met hem) zijn Heer het volgende:,,…en leidt mij naar het goede gedrag, immers niemand leidt naar het goede gedrag behalve U.”
Ibnoe Hadjar zegt in Fath al-Bari in zijn uitleg van deze overlevering: ,,Al-Akhlaaq staat voor alle gedragingen die men gebruikt in zijn omgang met andere mensen.”
Ook zei de profeet (vrede zij met hem): ,,Er is niets dat zwaarder weegt in de Weegschaal dan het goede gedrag.”                  (Boecharie in al-Adab al-Mofrad)
[2]) Oenais is een verkleining van Anas.
[3]) Oef: foei: uitroep van afkeuring, afkeer of afschuw.
[4]) Uit deze overlevering kunnen wij leren dat het beter is om je achteraf over iets niet te beklagen en iemand steeds te blijven verwijten.
[5]) Sommige mensen gebruiken deze overlevering als bewijs voor het wettigen en legitimeren van het geven van een hand aan de vrouw. Maar deze uitspraak moet niet letterlijk opgevat worden. Ibnoe Hadjar zegt: ,,Hem bij de arm nemen” is een uitdrukking waarmee bedoeld wordt dat de profeet (vrede zij met hem) zich volledig ten dienste stelde van deze slavin en niet weigerde op haar verzoek in te gaan… wat een teken is van zijn bescheidenheid. En trouwens, wij hebben de andere overlevering van Aicha (Allah zij tevreden met haar) in Boecharie die alle twijfels omtrent dit onderwerp wegneemt, zij zegt namelijk: ,,Nooit heeft de hand van de profeet (vrede zij met hem) een hand van een vrouw aangeraakt die niet halal voor hem is  – dus geen mahram van hem is .”[6] Zoewaynib is een verkleining van Zaineb.
[7] Al-Imam An-Nawawi zegt: ,,Hoogmoed valt op te delen in twee categorieën: hoogmoed jegens de waarheid en hoogmoed jegens de mensen en dit is waar de profeet (vrede zij met hem) naar refereerde toen hij zei: ,,Hoogmoed is het loochenen van de waarheid en kleineren van mensen”
Een voorbeeld van iemand die de waarheid verwerpt is degene die geconfronteerd wordt met verschillende bewijzen uit de Koran en de Soennah en toch zich blijft vastklampen aan zijn incorrecte mening. Dit gebeurt vaak omdat iemand zogenaamd geen gezichtsverlies wil lijden. Het is echter van de gekke om vast te houden aan een mening nadat gebleken is dat deze fout is. In de boeken van Imam Ahmed tref je soms vier verschillende uitspraken over één en hetzelfde onderwerp, enkel en alleen omdat hij niet hoogmoedig was om na het inzien van nieuwe bewijsstukken zijn uitspraak bij te stellen.
Wat betreft de uitspraak “Voorwaar, Allah is mooi en houdt van schoonheid.”,  hiermee wordt gedoeld op de kleding, schoeisel en andere zaken om zo goed mogelijk voor de dag te komen. De profeet (vrede zij met hem) vrede zij met hem wilde zeggen dat dit niets te maken heeft met hoogmoed.
In het kader van hoogmoed wil ik nog één overlevering aanhalen die leerzaam is voor ons allen. Moslim verhaalt dat Salamah Ibnoe Al-Akwa3 zegt dat een man in de aanwezigheid van de profeet (vrede zij met hem) met zijn linkerhand begon te eten, waarna de profeet (vrede zij met hem) tegen hem zei: ,,Eet met je rechterhand!” De man antwoordde daarop: ,,Ik ben daartoe niet in staat!”, dit zei hij uit hoogmoed. De profeet (vrede zij met hem) zei vervolgens tegen hem: ,,En je zult daartoe ook niet meer in staat zijn!” De man kon daarna niet meer gebruik maken van die éne hand.
Toch zien wij vandaag de dag veel moslims die eten en drinken met hun linkerhand, denkend dat dit niets uitmaakt, terwijl de reactie van de profeet (vrede zij met hem) op deze man ernstig was en veel te kennen geeft.
DE GEDRAGSCODE VAN DE PROFEET DEEL 2 (VREDE ZIJ MET HEM)
Al-Hilm (geduldig, bedachtzaam en verstandig reageren)
Anas Ibnoe Maalik (Allah zij weltevreden met hem) zegt: ,,Ik liep op een dag samen met de profeet (vrede zij met hem) terwijl hij een mantel (afkomstig) uit Nadjraan droeg met een dikke kraag. Ineens kwam een plattelander achter hem op die hem krachtig aan zijn gewaad trok. Ik keek naar de nek van de profeet (vrede zij met hem); hij was bezeerd door het harde trekken. Hij zei: ,,O Mohammed! Draag (je mensen) op om mij uit het vermogen van Allah dat jij bezit te geven. De profeet (vrede zij met hem) keek dan op, lachte en gaf opdracht voor een gift aan hem.” [1] (Boecharie en Moeslim)
Ibnoe Abbas overlevert dat de profeet (vrede zij met hem) zegt tegen Al-Ashadj 3abdul-Qais: ,,Jij bezit twee eigenschappen waar Allah van houdt: zachtzinnigheid en bedachtzaamheid[2].” (Moeslim)
Het onderdrukken van woede
De profeet (vrede zij met hem) zegt: ,,Als iemand van jullie boos wordt terwijl hij staat, laat hem dan gaan zitten, als de woede niet overgaat, laat hem dan gaan liggen.” (Aboe Dawoed en staat vermeld in Sahih al-Djami3 van Sjeikh al-Albaani)
Toen een man ontzettend boos werd in de aanwezigheid van de profeet (vrede zij met hem), zei de profeet (vrede zij met hem): ,,Ik weet een woord, als hij het uitspreekt, zal datgene wat hij ondervindt verdwijnen: ‘Ik zoek mijn toevlucht tot Allah tegen de vervloekte shaitaan’.” (Boecharie en Moeslim)
Aboe Hoerairah overlevert dat een man aan de profeet (vrede zij met hem) vroeg: ,,Geef mij advies!” De profeet (vrede zij met hem) zei tot drie keer toe tegen hem: ,,Word niet boos”[3] (Boecharie)
Het geduld van de profeet vrede zij met hem
Aicha (Allah zij tevreden met haar) vroeg de profeet (vrede zij met hem) zoals vermeld staat in Sahih al-Boecharie en Sahih Moelsim: ,,Heb jij een dag meegemaakt die zwaarder is dan de dag van Oehoed?” De boodschapper (vrede zij met hem) zei: ,,Jazeker” en hij vertelde haar het verhaal van zijn bezoek aan at-Taa’if. Hij is daar naartoe gegaan om de mensen van Taa’if uit te nodigen naar Allah, de Verhevene, maar hij was teleurgesteld, bovendien werd hij met stenen bekogeld totdat zijn voeten helemaal onder het bloed zaten. Toen hij op de terugweg naar Mekka was, zag hij opeens een wolk boven zijn hoofd hangen, waar Djebriel zich bevond en die tegen hem zei: ,,Waarlijk, Allah heeft gehoord wat jouw volk tegen jou zei en wat hun antwoord aan jou was; en voorzeker, Hij heeft de engel die belast is met de bergen naar je toegestuurd om hem op te dragen (hen te bestraffen) met wat jij maar wenst.” De engel van de bergen begroette de profeet (vrede zij met hem) met de vredesgroet en zei: ,,O Mohammed! Waarlijk, Allah heeft zeker gehoord wat je volk tegen je zei, en ik ben de engel van de bergen; voorzeker, jouw Heer heeft mij naar je gestuurd om mij jouw bevel te geven. Als je zou willen, zal ik al-Akhsjabain (de twee bergen van Mekka) over hen heen omklappen.” Maar de profeet (vrede zij met hem), barmhartig als hij was, zei: ,,Ik wens dat Allah uit hun lendenwervel mensen voortbrengt die Hem aanbidden en geen deelgenoten aan Hem toekennen.”
Ook staat in al-Boecharie dat eens, toen de profeet (vrede zij met hem) de oorlogsbuit onder de moslims aan het verdelen was, een man zei: ,,Daar wordt niet het aangezicht van Allah mee nagestreefd.” Toen Ibnoe Mas3oed de woorden van deze man tegen de profeet (vrede zij met hem) vertelde, veranderde zijn gezichtsuitdrukking. De profeet (vrede zij met hem) zei (echter): ,,Allah zij mijn broeder Moessa genadig! Hij werd met ergere dingen gelasterd dan dit en toch toonde hij geduld. ”[4] [1] Hieruit valt op te maken dat de profeet (vrede zij met hem) zich ontzettend zachtaardig en geduldig opstelde tegenover mensen om daarmee een voorbeeld voor anderen neer te zetten en de mensen juist naar de Islam toe te trekken.
[2] Ibnoe 3othaimien zegt het volgende over al-Hilm (zachtzinnigheid): ,,Dat is wanneer iemand zijn woede weet te onderdrukken wanneer hem onrecht wordt aangedaan, maar dit betekent niet dat hij zich opstelt als een ezel die alles over zich heen laat gaan. Nee, het gaat erom dat hij niet snel overgaat tot het vergelden van kwaad.” Verder zegt hij: ,,Het kan zijn dat in sommige gevallen het vergelden van kwaad en ondernemen van stappen beter is dan vergeven.”
Ook zegt de sheich: ,,al-Anaat (bedachtzaamheid) staat voor het bewaren van rust en kalmte inzake alles; en hoe vaak is het niet gebeurd dat door iemands snelle en ongecontroleerde optreden heel veel kapot is gemaakt, zoals het verspreiden van geruchten en roddels zonder enige verificatie en het te snel doen van uitspraken omtrent religieuze kwesties.”
[3] Sheich Ibn 3othaimien zegt dat boosheid een brandend kooltje is die de shaitaan in het hart van de mens werpt om dit tot koken te brengen. Daarom zie je dat iemands gezicht en nek helemaal gaat opzetten. Je kunt je natuurlijk afvragen waarom het advies van de profeet (vrede zij met hem) aan deze man gericht was op zijn boosheid en niet op deze man’s godsvrucht, gebed, vasten enz. Dit omdat dit het beste (advies) was voor iemand als hij; en daarom zien wij de profeet (vrede zij men hem) in andere gevallen andere adviezen geven. Zo gaf hij Aboe Hoerairah het advies om drie dagen van iedere maand te vasten en witr-gebed te verrichten alvorens het slapengaan.
Het is ontzettend belangrijk om te leren hoe jij je woede kan onderdrukken, want iemand die in staat van boosheid verkeert, kan kufr uitspreken, de echtscheiding tegen zijn vrouw uitspreken, zijn moeder slaan en dingen doen waar hij later ontzettend veel spijt van krijgt.
[4]Een aantal geleerden hebben gezegd: ,,Het opbrengen van geduld als men schade wordt aangedaan, is een (soort) djihaad die men voert tegen zijn eigen nafs; Allah heeft de mens namelijk zodanig geschapen dat hij lijdt onder datgene wat hem wordt aangedaan of over hem wordt gezegd. En daarom vond de profeet (vrede zij met hem) het niet leuk toen hij van onrechtvaardigheid werd beschuldigd. Maar de profeet (vrede zij met hem) wist zijn nafs tot bedaren te brengen, omdat hij bekend is met de grote beloning die de geduldigen toekomt.” De profeet (vrede zij met hem) zegt in een andere overlevering van Ibnoe Maadjah: ,,Een moe’min (gelovige) die zich onder de mensen begeeft en geduld toont voor hun last, is beter dan een moe’min (gelovige) die zich niet onder de mensen begeeft en geen geduld toont voor hun last.”
Al-Boecharie heeft overgeleverd dat de profeet (vrede zij met hem) zei: ,,Moessa (vrede zij met hem) was een zeer verlegen man die zijn lichaam uiterst goed bedekte, zodat er uit verlegenheid niets van zijn naaktheid te zien was. Hij werd om die reden belasterd door hen uit Banoe israa’il die erop uit waren hem te belasteren. Ze zeiden namelijk: “Hij verhult zich als zodanig enkel vanwege een huidaandoening: of melaatsheid of een zaadbalbreuk of een gebrek.” Waarlijk, Allah wilde hem (echter) vrijpleiten van hetgeen zij zeiden. Moessa zonderde zich op een dag af, legde zijn kleren op een steen, waarna hij zich waste. Toen hij klaar was, ging hij zijn kleren pakken, de steen liep echter weg met zijn kleding. Moessa pakte dan zijn stok en ging achter de steen aan zeggende: “Steen! Mijn kleding! Steen! Mijn kleding!” Totdat hij belandde bij een elitegroep uit Banoe Israa’il die hem bloot zagen met de beste gedaante onder de mensen, waardoor Hij (Allah) hem vrijverklaarde van wat ze plachten te zeggen. Hij (de profeet) zei: “De steen stond (stil), dan pakte hij (Moessa) zijn kleding, deed haar aan en begon de steen met zijn stok te slaan. Bij Allah de steen toonde drie, vier of vijf littekens, achtergelaten door de stok(slagen). Dit is (wat er bedoeld wordt) met de woorden (van Allah) [betekenis]: “O jullie die geloven, wees niet zoals hen die Moessa belasterden, waarna Allah hem vrijverklaarde van hetgeen ze zeiden, en hij was voornaam bij Allah.” ”
Al-Boecharie heeft overgeleverd dat de profeet (vrede zij met hem) zei: ,,Banoe Israa’il waren gewend zich naakt te wassen terwijl zij naar elkaars schaamdelen keken. Moessa (vrede zij met hem) was echter gewend zich in zijn eentje te wassen. Ze zeiden: “Bij God, er is niets dat Moessa tegenhoudt om samen met ons te wassen dan het feit dat hij aan een zaadbalbreuk lijdt.” Hij (de profeet) zei (verder): ”Hij (Moessa) ging zich een keer wassen, legde zijn kleren op een steen, waarna de steen met zijn kleren wegvluchtte.” Hij (de profeet) zei (verder): “Moessa rende achter de teen aan zeggende: “Steen! Mijn kleding! Steen! Mijn kleding!, zodat Banoe Israa’il naar zijn schaamdelen (konden) kijken. Ze zeiden: “Bij God, Moessa mankeert niets. De steen stond (stil), nadat hij werd gezien. Hij (de profeet) zei (verder): “Daarna begon hij de steen te slaan.””
DE GEDRAGSCODE VAN DE PROFEET DEEL 3 (VREDE ZIJ MET HEM)
Anas (Allah zij tevreden met hem) verhaalt: ,,Terwijl wij met de profeet (vrede zij met hem) in de moskee zaten, kwam een plattelander binnen en stond te urineren in de moskee. Toen begonnen de metgezellen tegen hem te schreeuwen: ,,Ho! Ho!” – om hem te laten ophouden –, toen zei de profeet (vrede zij met hem): ,,Onderbreek hem niet, laat hem!” Nadat de plattelander klaar was met urineren, riep de profeet (vrede zij met hem) hem bij hem en zei tegen hem: ,,Moskeeën zijn niet passend voor deze urine en viezigheid, zij zijn (bedoeld) slechts voor het gedenken van Allah, het verrichten van het gebed en het reciteren van de Koran.” Waarna de profeet (vrede zij met hem) zich wendde tot de metgezellen en zei: ,,Jullie zijn als vergemakkelijkkers gezonden en niet als degenen die (de zaken) moeilijk maken, giet er een emmer water overheen. Toen zei de plattelander: ,,O Allah! Begenadig mij en Mohammed en niemand anders (van de rest).” Hierop zei de profeet (vrede zij met hem): ,,Voorzeker, je hebt iets verengd dat ruim is”
(Je probeert de allesomvattende genade van Allah binnen zekere grenzen te houden en dat kan niet)[1] Mo3aawiah Ibnoe al-Hakam as-Soelamiy (Allah zij weltevreden met hem) zei: “Terwijl ik achter de profeet (vrede zij met hem) het gebed aan het verrichten was, niesde een man (die ook het gebed aan het verrichten was), waarna ik tegen hem zei: ,,Yarhamoeka Allah (Allah zij jou genadig). Toen keken de andere metgezellen mij boos aan (alsof zij mijn daad afkeurden), waarna ik (weer) zei: “Verrek! Waarom kijken jullie mij aan?”. De metgezellen begonnen dan met hun handen op hun dijen[2] te slaan. Toen het tot mij drong dat ze mij tot zwijgen wilden brengen, zei ik: “Waarom willen jullie mij laten zwijgen, maar (toch) zweeg ik. Toen de profeet (vrede zij met hem) klaar was met het verrichten van het gebed –Ik ben bereid mijn vader en mij moeder voor hem op te offeren! Ik heb nooit eerder noch later een leraar gezien die beter kan onderrichten dan hem!–[3], bij Allah, hij heeft mij niet bekeven, noch geslagen, noch uitgescholden. Het enige wat hij zei was: ,,Niets van het gepraat van de mensen past in dit gebed, het is slechts Tasbeeh (het verheerlijken van Allah), Takbier (het zeggen van Allaho-akbar) en het reciteren van de Koran…”[4] Ik (Mo3aawiah) zei: ,,Ik heb al-Djahiliyaah pas achter de rug[5]. Voorzeker, Allah bracht (ons) de Islam. (Maar) waarlijk, er bevinden zich mensen onder ons die waarzeggers bezoeken. Hij (de profeet) zei: ,,Bezoek hen niet!”[6] Hij (Mo3aawiah) zei: ,,En er bevinden zich onder ons mensen die tiyarah[7] begaan.” Toen zei de profeet (vrede zij met hem): ,,Dat is iets dat zij in hun gemoed vinden, laat het hen niet tegenhouden! (Ibn al-Misbaah zei:”Laat het jullie niet tegenhouden!”) Hij (Mo3aawiah) zei: ,,Toen zei ik: “Er bevinden zich onder ons mensen die ‘lijnen trekken’ (in het zand om zogenaamd het ongeziene te achterhalen).” Toen zei hij (de profeet): ,,Er was één van de profeten die ‘lijnen trok’. Wiens ‘lijnentrekkerij’ overeenkomt met de zijne, zou in orde zijn.”[8] Hij (Mo3aawiah) zei: ,,En ik had een slavin die schapen voor mij hoedde bij de berg Oehoed en Djawwaniyyah. Ik ging op een dag een kijkje nemen, terwijl (ik) een wolf (zag die) ervan doorging met één van haar schapen. Ik ben (slechts) een mens die tot de kinderen van Adam behoort. Ik treur zoals zij treuren, maar ik gaf haar een klap! Ik stapte daarna naar de profeet (vrede zij met hem), waarna hij mij dat flink kwalijk nam. Ik zei: “O boodschapper van Allah! Zou ik haar dan niet in vrijheid stellen? Hierop zei de profeet (vrede zij met hem): “Breng haar naar mij toe!” Ik bracht haar naar hem toe, waarna hij tegen haar zei: “Waar is Allah?” Zij zei: “In de hemel.” Hij zei: “Wie ben ik?” Zij zei: “Jij bent de boodschapper van Allah!” Hij zei: ,,Geef haar haar vrijheid! Waarlijk, zij is een gelovige (moe’minah)!” [9] [1] Vaak als er gesproken wordt in een overlevering over een plattelander, kan je er van uitgaan dat het iemand betreft die niet bekend is met de regels van de Islam, want het waren vaak de mensen die op het platteland woonden die geen enkel besef hadden van de diverse regelgevingen. En daarom zonderde deze zich af en begon in een hoek binnen de moskee te urineren, toen hij de moskee betrad en hij de drang kreeg om te urineren. De metgezellen wilden deze man hardhandig en ruw aanpakken, maar de profeet (vrede zij met hem) beval hen zich te bedaren en rustig te blijven
Uit deze leerzame overlevering kunnen wij een aantal leerstellingen trekken
1. Dat onwetendheid een geldig excuus is, en dat een onwetende persoon niet op dezelfde wijze aangepakt dient te worden als een geleerde persoon. Want een persoon die kennis bezit en het niet tot uitvoer brengt, is in werkelijkheid hardnekkig en koppig.
2. Ook valt uit deze overlevering op te maken dat als een persoon voor de keuze komt te staan tussen twee nadelige oftewel schadelijke zaken, hij de minst schadelijke zaak moet kiezen. Zoals in geval van deze plattelander.
De eerste schadelijke zaak is het feit dat hij doorgaat met het urineren in de moskee. De tweede schadelijke zaak is het dwingen van deze persoon om te stoppen met urineren, wat een veel grotere nadeel met zich meebrengt. Want hierdoor kunnen er namelijk gezondheidsklachten optreden bij diegene die gedwongen wordt te stoppen met urineren. Ook kan er hierdoor zijn kleren verontreinigd raken of zijn schaamstreek aan anderen getoond worden. En daarom koos de profeet (vrede zij met hem) voor de minst schadelijke zaak en liet deze man uiturineren.
3. Ook leert ons deze overlevering dat het verplicht is om de moskee te reinigen, en dat geldt voor eenieder die onreinheden tegenkomt in de moskee. Als hij daartoe niet in staat is dan dient hij het bestuur hierover in te lichten.
4. Ook valt ons op dat het reinigen van de grond met water gebeurt. Het is voldoende om een onreine plek met water te overgieten. Dit als het gaat om een vloeistof. Heb je te maken met vaste onreinheden, dan dienen deze eerste verwijderd te worden en vervolgens de achtergebleven plek met water overgoten te worden.
5. Ook valt ons op dat de profeet (vrede zij met hem) een hoogstaand karakter had en een zachtaardige aanpak hanteerde in zijn onderwijstechniek. En dat wij naar zijn voorbeeld moeten handelen als wij de mensen wensen te corrigeren. En weet dat het goede alleen bereikt kan worden met een zachtaardige instelling.
6. Toen de profeet (vrede zij met hem) deze man op een zachtaardige manier toesprak, wist hij tot deze man door te dringen en zijn doel te bereiken. In tegenstelling tot de metgezellen die de man zelfs de genade van Allah wilde ontnemen. Ibnoe 3othaimien zei: ,,Als hij zich tenminste had beperkt tot het zeggen van ‘O Allah! Begenadig mij en Mohammed’”, dan was het nog te doen, maar hij ging helemaal over de schreef toen hij daaraan toevoegde ‘en niemand anders’.”
Verder zegt de profeet (vrede zij met hem): “Jullie zijn als vergemakkelijkkers gezonden en niet als degenen die (de zaken) moeilijk maken, giet er een emmer water overheen.” Uit deze overleving valt op te maken dat een moslim altijd de gemakkelijke weg moet kiezen in al zijn doen en laten. Als de profeet (vrede zij met hem) voor een keuze kwam te staan dan koos hij altijd voor de makkelijkste oplossing zolang dit niet in strijd was met de regelgeving van de Islam. Als er bijvoorbeeld twee wegen naar de moskee zijn, ééntje die krom is en waar overal stenen liggen en doornige struiken zijn en een andere die vlak is en waar helemaal niets ligt, dan dien je de vlakke en gemakkelijke weg te nemen. Als het weer koud is en je beschikt zowel over koud water als warm water, dan is het beter om warm water te gebruiken voor je wodoe’. Als jij een auto en een rijdier tot je beschikking hebt om al-Hadj te gaan verrichten, dan is het beter om al-Hadj te verrichten met de auto. Dus datgene wat makkelijker is, is dan ook het beste. En daarom zegt Aicha (Allah zij tevreden met haar): ,,Als de profeet (vrede zij met hem) tussen twee zaken moest kiezen, dan koos hij de gemakkelijkste van de twee zolang dit geen zonde was.”
Maar indien een daad alleen met moeite tot stand komt, dan zal men rijkelijk beloond worden voor de gedane moeite zoals in geval van het verrichten van al-Wodoe’ met koud water als men geen warm water tot zijn beschikking heeft. Maar heeft men warm water tot zijn beschikking, dan moet men niet voor koud water kiezen, want het beste is namelijk het gemakkelijkste. Neem het vasten als voorbeeld, de profeet (vrede zij met hem) zegt: ,,Mensen hebben het nog steeds goed zolang zij het verbreken van de vasten vervroegen.” Waarom? Omdat het vervroegen van al-Fotoer gemakkelijker is voor de moslim.
Verder zegt de profeet (vrede zij met hem): ,,En niet als degenen die (de zaken) moeilijk maken”. Je moet het jezelf niet moeilijk maken. Toen de profeet (vrede zij met hem) een vastende man in de zon zag staan, vroeg de profeet (vrede zij met hem) waarom hij dit deed, toen zeiden de metgezellen: ,,Hij heeft een gelofte gedaan om vastend in de zon te gaan staan, toen beval de profeet (vrede zij met hem) hem hiermee te stoppen. Want dit is bezwaarlijk en lastig voor de mens en daar houdt de profeet (vrede zij met hem) niet van.
Dus maak het niet te moeilijk voor jezelf en ook niet voor anderen, want dat kan een soort afkeer voor de Islam inboezemen bij de anderen. Een voorbeeld hiervan is een imam die te lang doet over het verrichten van het gezamenlijke gebed. Mo3aadh Ibnoe Djabal (Allah zij tevreden met hem) was gewend al-3isjaa’ of al-maghreb eerst met de profeet (vrede zij met hem) te bidden, dan naar zijn eigen volk te gaan om hen in het gebed voor te gaan. Op een avond bad de profeet (vrede zij met hem) al-3isjaa’ laat. Mo3aadh bad met hem en ging daarna terug naar zijn volk om hen in het gebed voor te gaan. Hij begon soerah al-Baqarah (een hele lange soerah) te reciteren. Een man verliet het gebed en ging alleen bidden (terwijl Mo3aadh nog bezig was). Ze (de metgezellen) zeiden tegen hem: “Heb jij nifaaq begaan?.” Hij zei: “Nee, maar ik zal naar de profeet (vrede zij met hem) stappen.” Hij ging naar hem en zei: “O boodschapper van Allah! Jij hebt al-3isjaa’ laat gebeden en Mo3aadh had met je gebeden, kwam terug, ging ons voor in het gebed en begon soerah al-Baqarah te reciteren. Toen ik dat zag, deinsde ik terug en ging (alleen) bidden…” De profeet (vrede zij met hem) ging naar Mo3aadh en zei tegen hem: ,,Ben jij een fitnah-zaaier, O Mo3aadh! Ben jij een fitnah-zaaier, O Mo3aadh! Bid met die soerah en die soerah!” …
Het is dus zeer aanbevolen voor iemand die bezig is met da3wah om zachtaardig te zijn en het makkelijk te maken voor de mensen! Het is niet de bedoeling als een persoon een fout maakt dat we hem meteen uitsnauwen en tegen hem zeggen: ,,Jij bent fout! Jij hebt een zonde begaan! Jij dit en dat…!” We moeten juist proberen om deze persoon zachtaardig te benaderen en hem op een wijze manier te corrigeren. Hij moet het gevoel krijgen dat wij het goede voor hem willen en niet dat wij hem enkel en alleen willen aanvallen, beledigen of kleineren.
[2] Het feit dat zij op hun dijen begonnen te slaan, geeft aan dat dit incident plaats heeft gevonden voordat er geopenbaard werd dat het mogelijk is gebruik te maken van tasbeeh om een fout aan te geven.[3] Deze man was zeer onder de indruk van de wijze aanpak, zachtaardigheid, goedhartigheid van de profeet (vrede zij met hem) ten opzichte van en het begrip dat hij kon opbrengen voor iemand die onwetend was.[4] Hieruit kunnen wij concluderen dat het verboden is om te praten tijdens het gebed, zelfs als hier behoefte aan is. Men mag absoluut niet praten, al is het ten behoeve van het gebed. En als er zich iets voordoet dat een reactie vergt, dan dient een man die achter een imaam bidt “Soebhaanalah” te zeggen en een vrouw met haar handen te klappen. Het bewust praten tijdens het gebed maakt het ongeldig. Maar betreft het iemand die onwetend is of uit vergetelheid praat, dan maakt dit het gebed niet ongeldig, want de profeet (vrede zij met hem) heeft Mo3aawiah niet bevolen het gebed in te halen.[5] ) al-Djahiliyaah is het pre-islamitische tijdvak dat zich kenmerkte door afgoderij, bijgeloof, onwetendheid jegens de Schepper, perversheid en moreel verval. Mo3aawiah Ibnoe al-Hakam as-Soelamiy (Allah zij weltevreden met hem) wilde zeggen dat hij zich pas gelegen tot de islam bekeerde.[6] De profeet (vrede zij met hem) zegt:,,Wie naar een waarzegger gaat, en in datgene gelooft wat hij hem vertelt, die heeft zich gedistantieerd van datgene wat geopenbaard is aan Mohammed vrede zij met hem.”
WAARLIJK, WIJ HEBBEN JOU EEN DUIDELIJKE OVERWINNING GESCHONKEN
“Waarlijk, Wij hebben jou een duidelijke overwinning geschonken.” (Soerat al-Fath: 1)
Wij hebben jou zeker een duidelijke, triomfantelijke, gezegende overwinning geschonken. Wij hebben voor jou de harten geopend, zodat jij daarin het geloof kon zaaien. Wij hebben voor jou de gemoederen toegankelijk gemaakt, zodat jij daarin de deugd kon planten. Wij hebben aan jou de inborsten onderhevig gemaakt, zodat jij daarin de waarheid hoogtij deed vieren. Wij hebben voor jou de steden opengesteld, zodat jij daarin de leiding kon verspreiden. Wij hebben jou de schatten der kennis en wijsheid overhandigd. Wij hebben middels jouw boodschap omsloten harten, blinde ogen en dove oren doen ontwaken. Wij hebben jouw boodschap de mens en de djinn doen bereiken.
Wij hebben jou een duidelijke overwinning geschonken, hetgeen resulteerde in een overvloed aan baatvolle kennis, geprezen leiding en ongeëvenaarde goedgeefsheid.
Wij hebben jou een duidelijke overwinning geschonken, verrijkt met oorlogsbuit die jij vervolgens verdeelde, met voedsel die jij verspreidde en bezit dat jij uitgaf.
Wij hebben voor jou de poorten van wetenschap geopend, terwijl jij ongeletterd was, waarop de geleerden uit jouw zee van kennis putten.
Wij hebben jou overspoeld met het goede, waardoor jij in staat werd gesteld de familiebetrekkingen te eren, de vreemde te begiftigen, de hongerige te voeden, de naakte van kleding te voorzien, de stakker te troosten en de arme te verrijken. Dit alles dankzij Onze gunst, proviand en vrijgevigheid.
Wij hebben de forten, steden en dorpen aan jouw voeten onderworpen, zodat jouw geloof is gaan heersen, jouw vaandel is gaan wapperen en jouw gezag is gaan gelden. Al het goede, overwinningen en succes zijn per slot van rekening aan jou beschonken.
O JIJ BOODSCHAPPER, VERKONDIG HETGEEN JOU VAN JOUW HEER IS GEOPENBAARD
‘O jij Boodschapper, verkondig hetgeen jou van jouw Heer is geopenbaard.'[1] Draag de Boodschap volledig over, zoals deze in zijn volledigheid aan jou is geopenbaard. Verkondig hem in zijn geheel, zoals jij deze in zijn geheel hebt gedragen, zonder maar één letter ervan achter te houden, maar één woord weg te laten of maar één regel te veronachtzamen.
Verkondig hetgeen jou is geopenbaard, want het is iets dat aan jou is toevertrouwd en waar jij weldra over ondervraagd zult worden. Verkondig het dan zonder iets van zijn tekst, bezieling of content weg te laten.
Verkondig hetgeen jou is geopenbaard aan grandioze openbaring, rechtzinnige leiding en louterende wetgeving. Jij bent niets anders dan een verkondiger. Voeg geen letter toe aan de Boodschap, breng niet eigenhandig adjuncties aan en verander niets aan de inhoud. Jij bent immers slechts een Boodschapper die opgedragen is te verkondigen en verantwoordelijkheid draagt voor een missie. Daarom dien je dan ook over te dragen zoals jij hebt vernomen.
Verkondig hetgeen jou is geopenbaard, zonder je iets aan te trekken van de verloochenaars of weigeraars.
Verkondig hetgeen jou is geopenbaard aan iedereen, nodig eenieder uit, adviseer allen, de notabele en de zwakkere, de adel en de horige, de mens en de djinn, man en vrouw, rijk en arm en oud en jong.
Verkondig hetgeen jou is geopenbaard. Ducht de vijand niet, heb geen vrees voor je opponent, wees niet bang voor de ongelovigen en heb geen angst voor een klievend zwaard, een geworpen speer, een onheilspellende dood, een goed uitgerust leger of een panische klopjacht.
Verkondig hetgeen jou is geopenbaard en laat je niet misleiden door geld, aanzien, roem, wereldse verlokkingen en bezit.
‘En indien jij dat niet doet, dan heb jij Zijn boodschap niet overgebracht.’ Als jij de Boodschap niet volledig uitdraagt, dan is het alsof jij niets gedaan hebt. Zelfs al zou je maar één gezegde achterhouden, één tekst buiten werking stellen of één uitdrukking verwaarlozen, dan heb jij de Boodschap van Allah niet overgebracht. Wij willen namelijk van jou dat jij de Boodschap aan de mensen verkondigt zoals deze aan jou is geopenbaard, zoals deze door Djibriel aan jou is doorverteld en zoals deze tot jouw hart is doorgedrongen.
‘En Allah zal jou behoeden voor de mensen.’ Draag de Boodschap in zijn geheel uit en vrees niemand. Hoe kun je iemand vrezen, terwijl Wij met jou zijn, jouw beschermen en het opnemen voor jou. Niemand zal er in slagen om jou te doden, want Allah zal jou behoeden voor de mensen. Niemand zal jouw licht doen doven, want Allah zal jou behoeden voor de mensen. Niemand zal jouw opmars kunnen stuiten, want Allah zal jou behoeden voor de mensen. Predik datgene wat jou is geopenbaard. Maak de waarheid bekend. Doe jouw Boodschap uit de doeken. Verhef je stem. Maak je handelswijze ruchtbaar. Deins niet terug, want Allah zal jou behoeden voor de mensen.
Alle macht van de wereld is niet opgewassen tegen jou. Alle despoten kunnen jou niet overwinnen. Alle tirannen kunnen jou niet overweldigen, want Allah zal jou behoeden voor de mensen.
[1] Soerat al-Maa’idah: 67
EN WAARLIJK, JIJ LEIDT NAAR EEN RECHT PAD
Jij, O Mohammed, jouw voornaamste taak is het geven van leiding. Jouw grootste bezigheid is het wijzen van de weg. Jouw professie is het verbeteren.
Jij leidt naar een recht pad. Dit omdat jij twijfels wegneemt, misconcepties rechtzet, dwaling doet verdwijnen, valsheid uitwist en de waarheid, rechtvaardigheid en het goede doet prevaleren.
Jij leidt naar een recht pad. Als er iemand is die op zoek is naar geluk, laat hem dan jou volgen. Als er iemand is die succes wenst te behalen, laat hem dan jou als voorbeeld nemen. Als er iemand is die verlangt naar verlossing, laat hem dan jouw weg inslaan.
Het beste gebed is de jouwe, het meest voortreffelijke vasten is de jouwe, de meest complete pelgrimage is de jouwe, de meest reine liefdadigheid is de jouwe en de meest intense nagedachtenis van Allah is de jouwe.
Jij leidt naar een recht pad. Wie de ark van jouw leiding bestijgt, zal gered worden. Wie het huis van jouw predikatie binnentreedt, zal veilig zijn. Wie zich vastklampt aan het koord van jouw boodschap, zal ongeschonden blijven. Wie jou volgt, zal niet vernederd worden, noch afdwalen, noch verdolen en noch ontwaarden.
Hoe kan hij immers vernederd worden, terwijl de overwinning aan jouw zijde staat? Hoe kan hij afdwalen, terwijl de leiding zich onder jouw hoede bevindt? Hoe kan hij verdolen, terwijl alle heil met jou is? En hoe kan hij ontwaarden, terwijl Allah jouw Helper en steun en toeverlaat is?
Jij leidt naar een recht pad. Dit omdat jij in de pas loopt met de natuurlijke aanleg en gekomen bent met het verdraagzame monotheïsme, de verheven wetgeving en het complete geloof.
Jij hebt het verstand behoed voor afdwaling, het hart gereinigd van onzekerheid, het geweten gezuiverd van bedrog, de gemeenschap uit de duisternis gehaald en de mensheid bevrijd van valse aanbidding.
Jij leidt naar een recht pad. Jouw woorden zijn leiding, jouw voorkomen is leiding, jouw handelen is leiding en jouw wijze is leiding. Jij bent dan ook de leiding naar Allah, de gids naar het goede, de wegwijzer naar vroomheid en de uitnodiger naar het Paradijs.
JIJ BENT, BIJ DE GRATIE VAN JOUW HEER, GEEN KRANKZINNIGE
Jij bent geen krankzinnige, zoals jouw vijanden willen doen geloven. Integendeel, jij beschikt over het geneesmiddel tegen krankzinnigheid. De dwaze krankzinnige en de futiele zot is daarentegen degene die jou tegenwerkt, ongehoorzaam is, bestrijdt en onheus bejegent.
Jij bent, bij de Gratie van jouw Heer, geen krankzinnige. (interpretatie van de betekenis van soerat al-Qalam: 2)
Het kan ook niet anders, jij bent immers de meest verstandige onder hen, de meest prudente onder hen, de meest tactvolle onder hen, de meest bedachtzame onder hen en de meest fijnzinnige onder hen.
Hoe kan jij een krankzinnige zijn, terwijl jij bent gekomen met de Openbaring, die de Waarheid ontsluiert, de dwaling ontmaskert, de valsheid overstemt, de onwetendheid wegvaagt en de leiding verkondigt.
Jij bent geen krankzinnige, jij wordt immers geleid door Allah en jij wordt bestraald met Zijn licht. Jij blaakt van vertrouwen en nodigt uit naar het ware. Allah heeft je beschermd tegen iedere vorm van krankzinnigheid en heeft jou uigerust met een uitmuntend verstand, uitstekend doorzicht en verreikend inzicht. Jij bent het die als gids dient voor de weldenkenden, als voorbeeld dient voor de wijsheren en als leidraad voor de rechtgeleiden.
Gelogen heeft hij die jou van krankzinnigheid heeft beschuldigd, want werkelijk, jij vervulde de aarde met wijsheid en de wereld met rechtvaardigheid en billijkheid. Is er een betere gids te bedenken dan jij? Is er een betere wijsheer te vinden dan jij? Is er iemand meer begunstigd dan jij?
Hoe kan er beweerd worden dat Mohammed krankzinnig was, terwijl hij de mensheid de grootste weldaad heeft bewezen, de meest kostbare erfenis heeft nagelaten en het universum de meest gezegende boodschap heeft geschonken?
Jouw broeder cIesaa deed een dode opwekken.
EN WAARLIJK, JIJ (O MOHAMMED) BESCHIKT OVER EEN VERHEVEN KARAKTER
Bij Allah, jij bent grandioos, weergaloos, hoffelijk en onbevangen.
Bij Allah, jij bent schaamtevol, gevoelvol, elegant en onbevlekt.
Bij Allah, jij bent het summum van zedelijkheid, de bron van gulheid, de horizon van rechtschapenheid en het uiterste van goedertierenheid.
“En waarlijk, jij (O Mohammed) beschikt over een verheven karakter.” Zij doen jou onrecht aan, toch blijf je geduldig. Zij berokkenen jou schade, toch vergeef je hen. Zij spreken schamper over jou, toch neem je hen in genade aan. Zij schofferen jou, toch pardonneer je hen. Zij brutaliseren jou, toch verwijt je hen niets.
“En waarlijk, jij (O Mohammed) beschikt over een verheven karakter.” Jij bent geliefd bij zowel koning als onderdaan, bij zowel oud als jong, bij zowel man als vrouw, bij zowel rijk als arm en bij zowel naaste als vreemde. Omdat jij met jouw tederheid de zielen hebt weten te veroveren, met jouw vrijgevigheid beslag hebt weten te leggen op de harten en de mensen in de ban hebt weten te brengen van jouw gratie.
“En waarlijk, jij (O Mohammed) beschikt over een verheven karakter.” De Openbaring heeft jou gevormd, Djibriel heeft jou onderricht en de Heer heeft jou geleid. Waakzaamheid vergezelt jou, Zorgzaamheid staat jou ter zijde en succes is jouw medestander.
“En waarlijk, jij (O Mohammed) beschikt over een verheven karakter.” Een glimlach tekent zich op jouw gezicht. Vreugde verschijnt met jou ten tonele. Licht straalt van jouw gelaat af. Liefde vult jouw hart. Aalmoezen rollen bij jou gemakkelijk van de hand. Zegeningen zijn met jou en victorie volgt je in kielzog.
“En waarlijk, jij (O Mohammed) beschikt over een verheven karakter.” Zelfs met het zwaard boven jouw hoofd, zul je nog steeds niet liegen. Zelfs in tijden van krapte, zul je nog steeds niet bedriegen en zelfs als jou koningschap en monarchie wordt aangeboden, zul je nog steeds niet misleiden. Dit omdat jij een onfeilbare Profeet bent, een voorbeeldige leidsman en een voortreffelijk toonbeeld.
“En waarlijk, jij (O Mohammed) beschikt over een verheven karakter.” Al kijk je de dood in de ogen, je blijft eerlijk. Al sta je tegenover een overmacht, je blijft dapper. Al wordt je de kleren van het lijf gevraagd, je blijft goedgeefs. Jij bent tenslotte het beste toonbeeld.
“En waarlijk, jij (O Mohammed) beschikt over een verheven karakter.” Jij laat de concurrentie ver achter je als het gaat om geloof, betrouwbaarheid, ethiek en wijsheid. Jij overstijgt iedereen wat betreft kennis, vrijgevigheid, zedelijkheid, dapperheid en opoffering.
En waarlijk, jij (O Mohammed) beschikt over een verheven karakter.
WEES NIET BEDROEFD. WAARLIJK, ALLAH IS MET ONS
Deze mooie, dappere woorden sprak de Profeet (vrede zij met hem) uit toen hij zich met zijn metgezel Aboe Bakr in de grot bevond en zij omringd werden door de ongelovigen. Vastberaden, vast van wil en onverbiddelijk rolden deze woorden uit zijn mond.
“Wees niet bedroefd. Waarlijk, Allah is met ons.”
(Interpretatie van de betekenis van soerat at-Tauwbah: 40)
En aangezien Allah met ons is, vanwaar dan dat verdriet, die vrees en ongerustheid? Bedaar je, verman je, kalmeer je, temper je, want waarlijk, Allah is met ons.
Wij worden niet overwonnen, niet verslagen, zullen niet afdwalen of verdolen. Wij wanhopen niet, wij vertwijfelen niet, want waarlijk, Allah is met ons.
De overwinning is onze bondgenoot, de verlossing is onze kompaan, de triomf is onze metgezel, de zege is ons doel en succes is onze eindbestemming, want waarlijk, Allah is met ons.
Wie kan het opnemen tegen ons qua wilskracht? Wie staat op gelijke voet met ons qua credo? Wie kan ons overstijgen qua principes? Wie kan ons overtreffen qua geschiedenis? Wie komt meer achting toe dan wij? Want waarlijk, Allah is met ons.
Hoe onbeduidend is onze vijand niet? Hoe geringschattend is onze tegenstander niet? Hoe armetierig is degene die ons bevecht? Hoe kleinhartig is degene die ons bestrijdt? Want waarlijk, Allah is met ons.
Wij zijn het beste voorbereid, onwankelbaar en doeltreffend, want waarlijk, Allah is met ons.
Wij zijn de meerderen, eerbaren, verhevenen, geweldenaren en triomfators, want waarlijk, Allah is met ons.
O Aboe Bakr, vlied de kommer, schud de kwel van je af, verjaag het verdriet en maak je los van de vertwijfeling, want waarlijk, Allah is met ons.
O Aboe Bakr, verblijd je met de zege, verwelkom de overwinning en onthaal de victorie, want waarlijk, Allah is met ons.
Morgen zal onze boodschap schitteren, onze oproep flonkeren en zal ons woord gehoor vinden, want waarlijk, Allah is met ons.
Morgen zullen wij de bewoners van de aarde de bekoring van de oproep tot het gebed, de Woorden van de Meest Barmhartige en de fluwelen klanken van de Koran ten gehore brengen, want waarlijk, Allah is met ons.
Morgen zullen wij de mensheid bevrijden van polytheïsme, want waarlijk, Allah is met ons.
O JIJ PROFEET, ALLAH VOLSTAAT JOU
Allah volstaat jou. Hij is voldoende voor jou en zal zich over jou ontfermen in tijden van tegenspoed. Hij zal jou behoeden voor rampspoeden.
Hij zal over jou waken ten tijde van calamiteiten. Wees dus niet beangstigd, bevreesd, bedroefd en bewogen.
Allah volstaat jou, Hij zal jou iedere vijand doen overwinnen, jou boven iedere tegenstander doen prevaleren, jou bijstaan in welk pad je ook inslaat en jouw smeekgebeden verhoren. Hij zal jou in genade aannemen, met meer verblijden indien jij erkentelijk bent, niet in de steek laten indien jij Hem gedenkt en jou trefzeker maken in al je beslissingen.
Allah volstaat jou, Hij zal jou, buiten familie om, hoger aanzien verlenen. Hij zal jou, buiten geld om, rijkdom verschaffen. Hij zal jou, buiten lijfwachten om, bescherming bieden.
Jij bent de triomfator, omdat Allah jou volstaat. Jij bent de overwinnaar, omdat Allah jou volstaat. Heb dus geen angst voor een oog dat met afgunst vervuld is, voor de listen van een slinkse iemand, voor het bedrog van een oplichter, voor de immoraliteit van een ongelovige en voor de misleiding van een plannensmeder. Want Allah volstaat jou.
Als jou het geschrei van valsheid en het geroep van veelgodendom ten oren komt, jou de vinnigheid van de vijanden en de doortraptheid van de hypocrieten treft en jij het onderwerp van leedvermaak van de benijders bent, wees dan standvastig want Allah volstaat jou.
Als de tand des tijds zijn tol eist, vrienden jou laten vallen, naasten zich van jou afwenden, vijanden zich vergenoegen aan jouw leed, jij op je laatste benen loopt en verlossing uitblijft, houd dan stand want Allah volstaat jou.
Als benardheid jou ten deel valt, jij in een hachelijke positie verkeert, je omringd wordt door ontberingen, je omgeven wordt door rampspoeden, bezwijk dan niet want Allah volstaat jou.
Wees niet bedrukt en wend je niet tot een ander dan Allah voor hulp want Allah volstaat jou.
Als ziekte jou velt, je gebukt gaat onder schulden, je te lijden hebt onder armoe en behoeftig bent, wees dan niet verdrietig want Allah volstaat jou.
Als de overwinning achterwege blijft, de zege zich niet voordoet, tegenslagen zich intensiveren, jij onder de last dreigt te bezwijken, wees dan niet droevig want Allah volstaat jou.
Jij bent behouden, want jij staat onder Onze wakende Oog. Jij wordt bewaard, want jij bent Onze boezemvriend. Jij valt onder Onze auspiciën, want jij bent Onze Boodschapper. Jou komt Onze bescherming toe, want jij bent de uitverkoren dienaar en Onze uitverkozen Profeet.
DE CONTEMPLATIE VAN DE PROFEET (VREDE ZIJ MET HEM)
Onder de mensen contempleerde hij het meest over zijn Heer. Zijn gehele leven was doordrongen van de nagedachtenis van zijn Meester. Zijn predikatie was een herdenking, zijn toespraken en preken waren een herdenking, zijn daden van aanbidding waren een herdenking, zijn inspanning op de Weg van Allah was een herdenking, zijn religieuze edicten waren een herdenking, zijn dagen, nachten, reizen, thuisblijven, zelfs de lucht die hij in zich opnam en weer uitdreef was een herdenking.
Zijn hart was verbonden met zijn Heer. Zijn oog zou overwonnen worden door sluimer, maar zijn hart bleef altijd waakzaam. Zelfs het opvangen van een glimp van hem (vrede zij met hem) deed de mensen stilstaan bij hun Heer. Elk moment en elke gelegenheid uit zijn leven doet denken aan zijn Heer.
Hij zou de mensen veelvuldig aansporen hun Heer te gedenken. Zo zei hij (vrede zij met hem): “De gelijkenis van degene die zijn Heer gedenkt en degene die Hem niet gedenkt, is als de gelijkenis van de levende en de dode.” (al-Boechari en Moeslim)
Ook pleegde hij te zeggen: “Houd je tong vochtig met het gedenken van Allah.”
(Ahmad, at-Tirmidhi en Ibnoe Maadjah)
Verder gaf hij te kennen dat de meest vooraanstaande onder de mensen degene is die zijn Heer het meest gedenkt. Hij overleverde op autoriteit van zijn Heer dat Hij, de Verhevene zei : “Ik ben met Mijn dienaar zolang hij Mij gedenkt en zijn beide lippen beweegt
(in het gedenken van mij).” (al-Boechari)
En: “Wie Mij in zichzelf gedenkt, Ik zal hem in Mijzelf gedenken. En wie Mij in een gemeenschap gedenkt, Ik zal hem gedenken in een gemeenschap beter dan hen.”
(al-Boechari)
In tientallen authentieke overleveringen behorende aan de Profeet (vrede zij met hem) wordt de nadruk gelegd op het gedenken van Allah en het zich verheugen in het zeggen van ‘Laa ilaaha ill-Allah’, ‘Soebhaan-Allah’, ‘Alhamdoeli-Llah’, ‘Allaahoe Akbar’, ‘Laa hawla wa laa qoewwata illa bi-Llah’ en het vragen van vergeving.
Hij (vrede zij met hem) pleegde de mensen te vertellen over de beloning die gepaard gaat met het gedenken van Allah. Hij gaf onderricht in de hoeveelheid en de gelegenheid van smeekgebeden. Hij was contemplatief, erkentelijk en geduldig. Hij was het die zijn gemeenschap in samenhang bracht met haar Heer en haar de wijze bijbracht waarop Hij verheerlijkt dient te worden. Hij leerde hen het profijt en de vele voordelen van het gedenken van Allah.
Hij was de meest gelukkige onder de mensen met het gedenken van zijn Heer, had het zaligste leven vanwege deze grote gunst en was het meest voorspoedig in zijn zaken vanwege deze gratie. Hij zou zijn Heer ootmoedig gedenken, met een hart vol vrees, ontzag, eerbied, vrees, liefde, hoop en verlangen.
DE GENADE VAN DE PROFEET (VREDE ZIJ MET HEM)
Door zijn Heer wordt hij beschreven met de volgende Woorden (interpretatie van de betekenis):
“En Wij hebben jou slechts gestuurd als een genade voor de wereldbewoners.” (Soerat al-Anbiyaa’: 107)
Hij is dan ook bedoeld als genade voor de gehele mensheid. Het is overgeleverd dat hij zei: “Ik ben slechts een geschonken genade.” (ad-Daarimi, al-Haakim)
Toen zijn kleine Ibrahiem het leven liet, weende hij. En toen hij hiernaar werd gevraagd, antwoordde hij: “Dit is een (gevoel van) mededogen dat Allah in het hart plaatst van wie Hij wil onder Zijn dienaren. En Allah begenadigt onder Zijn dienaren slechts degenen die begenadigen.” (al-Boechari, Moeslim)
Hij was een genade voor de verwant en de onbekende. Hij stelde alles in het werk om zijn gemeenschap iedere ontbering te besparen. Hij pleegde dan ook het gebed in te korten uit medelijden met de biddenden achter hem. Hij zou eens voornemens zijn het gebed te verlengen, maar na het horen van het gehuil van een kind toch besluiten dit in te korten uit mededogen met de moeder van dit kind. Toen hij eens voorging in het gebed en Oemaamah, de dochter van Zaynab begon te huilen, tilde hij haar op. Wanneer hij prosterneerde zou hij haar neerleggen en wanneer hij opstond zou hij haar oppakken.
Ook zou hij zich eens tijdens het gebed ter aarde hebben geworpen waarna al-Hasan op zijn rug klom en hij in deze positie bleef totdat al-Hasan uitgespeeld was. Na het afronden van het gebed, verontschuldigde hij zich tegenover de mensen, zeggende: “Deze zoon van mij besteeg mij en ik wilde mijn hoofd niet ophijsen totdat hij was afgestapt.” (Ahmad, an-Nasaa’i)
Ook heeft hij gezegd: “Wie van jullie de mensen voorgaat in het gebed, laat hem het hen vergemakkelijken, want onder hen tref je de bejaarde, het kleine (kind), de zieke en de druk bezette.” (al-Boechari, Moeslim)
Tevens zei hij (vrede zij met hem) tegen Moecaadh toen hij het gebed te lang hield voor de mensen: “Ben jij een grote onruststoker, O Moecaadh!” (al-Boechari, Moeslim)
En: “Was het niet (voor het feit) dat ik mijn Oemmah te zwaar zou belasten, dan zou ik haar bevelen om tijdens (elke) woedoe de siewaak te gebruiken.” (al-Boechari, Moeslim)
Wellicht zou hij een handeling laten uit vrees dat dit verplicht zou worden gesteld. Ook zou hij de momenten spaarzaam uitkiezen in het vermanen van zijn metgezellen.
Ook zei hij: “Ik ben gestuurd met het tolerante, zuivere monotheïsme.” (Ahmad)
En: “Het beste geloof van jullie is het gemakkelijkste.” (Ahmad)
Tevens zei hij: “Kies uit de daden datgene wat jullie aankunnen.” (al-Boechari, Moeslim)
Wanneer hij voor de keuze werd gesteld tussen twee zaken, koos hij steevast voor de makkelijkste. Ook keurde hij het handelen van de drie mannen af die overdreven in hun aanbidding en zei: “Bij Allah, waarlijk ik ben de meest godvrezende en godsvruchtige onder jullie, desondanks verricht ik het nachtgebed maar slaap ik ook en vast ik maar eet ik ook. Wie zich dan ook afwend van mijn Soennah behoort niet tot mij.” (al-Boechari, Moeslim)
Ook kunnen wij zien dat de Profeet (vrede zij met hem) het gebed zou inkorten en overdag pleegde te eten gedurende de maand Ramadan wanneer hij op reis was. Ook zou hij dan de gebeden samenvoegen en ten tijden van regen de mensen opdragen thuis het gebed te verrichten.
Ook zei hij (vrede zij met hem): “Vernietigt zijn de fanatici.” (Moeslim)
Daarnaast zei hij: “Wanneer zachtmoedigheid onderdeel uitmaakt van een zaak, dan siert dit deze zaak. En het wordt niet onttrokken aan een zaak of het maakt deze onaantrekkelijk.” (Moeslim)
Dit gemak dat op te maken is uit zijn dagelijkse leven vloeit voort uit de eenvoud van dit geloof en de gemakkelijkheid van de Islamitische wetgeving. Allah zegt namelijk (interpretatie van de betekenis):
“En wij zullen jou vergemakkelijken naar het gemakkelijke.” (Soerat al-Aclaa: 8)
“Allah belast een ziel niet, behalve naar zijn vermogen.” (Soerat al-Baqarah: 286)
“Vreest daarom Allah volgens jullie vermogen.” (Soerat at-Taghaaboen: 16)
“Allah wenst voor jullie het gemak en Hij wenst voor jullie niet het ongemak.” (Soerat al-Baqarah: 286)
“Hij heeft het jullie in de godsdienst niet moeilijk gemaakt.” (Soerat al-Haddj: 78)
Hij (vrede zij met hem) is dus gemakkelijk en vergemakkelijkt. Genadig in zijn boodschap, predikatie, aanbidding, gebeden, vasten, eten, drinken, kleding, omgang en gedrag. Kortom, zijn hele leven berustte op gemak.
Hij is immers gekomen om de mensheid te bevrijden van de ketenen van extremisme en fanatisme. Gemak komt alleen tot zijn recht in zijn leer. Hij is het gemak, zachtmoedigheid en genade zelve.
DE VERDRAAGZAAMHEID VAN DE PROFEET (VREDE ZIJ MET HEM)
Aangezien hij de Boodschapper is van Allah betaamt het hem ook de meest lankmoedige te zijn onder de mensen, tolerant van inborst, verdraagzaam, elegant en charmant. Hij pleegde zijn woede te bedwingen, te vergeven, in genade aan te nemen en de overtreder gratie te verlenen. Hij was gewoon zijn rechten af te staan mits het de rechten van Allah niet betrof. Hij nam zelfs in genade degenen die hem onrecht aandeden, verjoegen, onheus bejegenden, de huid vol scholden en uitkafferden en bestreden. Hij zei tegen hen op de dag van de inname van Mekka: “Gaat heen, jullie zijn vrij om te gaan.” (ash-Shaafici, at-Tabari en al-Bayhaqi)
Op die dag vergaf hij zijn neef Soefyaan ibn ul-Haarith die tegen hem (vrede zij met hem) zei: “Bij Allah, waarlijk Hij heeft jou boven ons bevoorrecht en het waren wij die verkeerd waren.” Waarop de Profeet (vrede zij met hem) zei:
“Heden zij er geen verwijt tegen u: Moge Allah u vergeven, Hij is de Meest Genadige der genadigen.” (Interpretatie van de betekenis van Soerat Yoesoef: 92)
Vaak werd hij geconfronteerd met de hardvochtigheid en ongemanierdheid van de bedoeïenen, toch bleef hij verdraagzaam en vergevingsgezind, het volgende vers uitvoerende:
“Geef daarom een passende kwijtschelding.” (Interpretatie van de betekenis van Soerat al-Hidjr: 81)
Hij vergold kwaad niet met kwaad, maar zou echter verontschuldigen en disculperen. Als het persoonlijke kwesties betrof, verdrong hij zijn nijd en revancheerde hij zich niet. Het was zelfs zo dat zijn furie hem er niet van weerhield om meer lankmoedigheid te tonen. Hij zou zelfs glimlachen in het gezicht van degene die hem woest maakte. Hij gaf eens één van zijn metgezellen het volgende advies: “Word niet boos, word niet boos, word niet boos.” (al-Boecharie)
Soms kwam hem ter oren dat iemand slecht over hem sprak, maar hij zou niet op zoek gaan naar diegene, noch zou hij deze ter verantwoording roepen of sanctioneren. Het is overgeleverd dat hij heeft gezegd: “Laat niemand van jullie mij ten gehore brengen wat over mij wordt gezegd, ik wil jullie namelijk met onbevangenheid tegemoet treden.” (Ahmad, Aboe Daawoed en at-Tirmidhi)
Ibn Mascoed vertelde hem (vrede zij met hem) eens dat er over hem was geroddeld waarop zijn gezicht wit werd van woede, maar hij zei: “Moge Allah Moesaa begenadigen, hem werd meer leed aangedaan dan dit, maar hij bleef geduldig.” (al-Boechari en Moeslim)
Hij (vrede zij met hem) werd door zijn vijanden gekrenkt in zijn Boodschap, eer, reputatie en naam, maar toen hij de bovenhand kreeg, vergaf hij hen en zei: “Wie zijn woede achterhoudt, Allah zal Zijn Bestraffing voor hem achterhouden.” (Aboe Yaclaa en al-Bayhaqi)
Ook zei een man eens tegen hem: “Wees rechtvaardig!” Waarna de Profeet (vrede zij met hem) zei: “Verloren en verdoemd ben jij als ik niet rechtvaardig zou zijn.” (al-Boechari en Moeslim)
Zijn vergevingsgezindheid omringde iedereen en met zijn lankmoedigheid doofde hij ieder vuur van vijandigheid, handelend naar de volgende Woorden van Allah (interpretatie van de betekenis):
“Weer het slechte af met het beste. Wij weten het beste datgene wat zij beschrijven.” (Soerat al-Moe’minoen: 96)
Zijn verdraagzaamheid kwam tot een hoogtepunt wanneer hij onder zijn vrouwen was. Hij pleegde met ze te dollen, plezier te maken en hun misstappen door de vingers te zien. Bij binnenkomst zou hij (vrede zij met hem) hen begroeten met een glimlach en hun harten en huizen vervullen met aangename sfeer en blijdschap. Anas ibnoe Maalik overlevert: “Ik heb de Profeet (vrede zij met hem) tien jaar gediend en nooit zei hij tegen mij omtrent iets dat ik heb gedaan: ,,Waarom heb je dat gedaan?” Of omtrent iets wat ik niet heb gedaan: ,,Waarom heb je dat niet gedaan?” (al-Boechari)
Dit is wel het hoogtepunt van lankmoedigheid te noemen en het uiterste van deugddoende karakter. Het was zelfs zo dat eenieder die hem vergezelde, met hem meereisde en aan hem de eed van trouw aflegde verbluft was van zijn vriendelijkheid, innemendheid en verdraagzaamheid. Dit heeft ertoe geleid dat de harten deze man liefdevol in zich opnamen.
En als jij genade toont, dan ben jij een moeder of een vader
Getweeën zijn zij het die in dit wereldse begenadigen
En als jij schenkt, dan reist jouw vrijgevigheid tot aan de horizon
En reikt deze de sterren ver voorbij
DE BESCHEIDENHEID VAN DE PROFEET (VREDE ZIJ MET HEM)
Zijn bescheidenheid was allerminst bijzonder te noemen. Zijn bescheidenheid was er één van iemand die zijn Heer ontzagvol kende. Hij kende gêne jegens zijn Heer, verheerlijkte Hem, achtte hem met de gepaste hoogachting en gaf middels zijn gedrag blijk van eerbied tegenover Hem. Hij liet zich niet verleiden door de nietigheid van prestige, bezit en status. Met zijn mensenziel steeg hij op naar Allah en vluchtte hij naar het Eeuwige leven.
Niets van dit wereldse leven kon hem nog bekoren en hij groeide hierdoor uit tot een ware dienaar van Zijn Heer. Zo zou hij zich nederig opstellen tegenover de gelovigen, tijd nemen voor de ouderen, de zieken bezoeken, begaan zijn met de armen, de bedroefden troosten, de tranen drogen van de zwakkeren, met de kinderen spelen, met zijn vrouwen koketteren, de gemeenschap toespreken, met anderen samen eten en op de grond zitten en slapen.
Hij was tevreden met zijn Heer. Hij hunkerde niet naar faam, vermaardheid, standing of wereldse doeleinden. Hij zou de vrouwen zachtmoedig toespreken, de vreemdeling liefderijk benaderen, vrede stichten tussen de mensen en glimlachen naar zijn metgezellen.
Toen een man de Profeet (vrede zij met hem) eens zag, sidderde hij van ontzag, waarop hij (vrede zij met hem) zijn bezorgdheid wegnam, zeggende: “Kalm aan, waarlijk ik ben slechts de zoon van een vrouw die gedroogd vlees pleegde te eten in Mekka.” (Ibnoe Maadjah, al-Haakim)
Hij had een afkeer van het ontvangen van vleiende opmerkingen en lofuitingen, zeggende: “Overdrijft niet in het verheerlijken van mij, zoals de Christenen met Iesaa ibnoe Maryam deden. Ik ben slechts de Dienaar van Allah en Zijn Boodschapper. Zegt dus: ,,Dienaar van Allah en Zijn Boodschapper.”
(al-Boechari)
Ook zou hij het verbieden om voor hem op te staan en pleegde hij met de mensen te zitten, zich onder hen te begeven en in te gaan op hun invitaties.
Hij verbood hoogmoed, verwierp dit en had een afschuw van de zijnen. Hij zei: “De hoogmoedigen zullen op de Dag der Opstanding voortgebracht worden ter grootte van stofdeeltjes. Vernedering zal hen van alle kanten omgeven.” (Ahmad, at-Tirmidhi)
Ook is tot ons gekomen dat hij van zijn Heer overlevert: “Hoogmoed is Mijn bovenkleed en Heerlijkheid is Mijn onderkleed. Wie met Mij om één van deze twee twist; Ik zal hem in het Vuur werpen.” (Moeslim, Aboe Daawoed)
Hij (vrede zij met hem) ligt nabij de harten. Een klein meisje zou hem bij de hand nemen en door de straten van Medina trekken. Een delegatie van cAamir ibnoe Sacsacah bezocht de Profeet (vrede zij met hem) eens en begon hem te verheerlijken, zeggende: “U bent de prominentste en meest vooraanstaande onder ons. U bent onze heer en de zoon van onze heer.” Waarop hij antwoordde: “O jullie mensen, Zeg wat jullie te melden hebben en laat de shaytaan jullie niet uitlokken (tot verkeerde uitspraken).” (Ahmad, Aboe Daawoed)
Verder werd hij boos op de man die tegen hem zei: “Wat Allah wil en jij (wil).” En hij zei tegen hem: “O wee jij, heb je mij gelijk gesteld aan Allah! Neen, het is alleen wat Allah wil.” (Ahmad, an-Nasaa’i)
Hij zou voorzien in de behoefte van zijn gezin, zijn schoeisel repareren, zijn kleding verstellen, zijn huis bezemen, zijn geit melken, het eten bereiden met zijn vrouwen, zijn gasten bedienen, zijn bezoekers toelachen en van beurt wisselen met zijn reisgenoot in het berijden van een rijdier. Hij pleegde wollen kleren te dragen, gerst te eten, soms blootsvoets te lopen, in de moskee te slapen, een ezel te berijden, anderen een lift aan te bieden, de zwakkeren te helpen en zich te bekommeren over het lot van zijn gemeenschap.
Moge de vrede en zegeningen van Allah hem rijkelijk toekomen.
HET ASCETISME VAN DE PROFEET (VREDE ZIJ MET HEM)
Zijn ascetisme was er één van iemand die overtuigd was van de vergankelijkheid en vluchtigheid van dit wereldse leven en de eeuwigdurendheid en verrukkelijkheid van het Hiernamaals. Hij weigerde op te gaan in dit wereldse leven en volstond met weinig. Ondanks dat de wereld aan zijn voeten lag en bergen goud en zilver binnen handbereik waren. Hij prefereerde daarentegen ascetisme en onthechting.
Zo gebeurde het regelmatig dat hij met een hongerige maag in slaap viel of dat een hele maand zou verstrijken zonder warm eten te hebben gegeten. Zelfs aan dadels van onvoldoende kwaliteit kon hij soms niet komen om zijn honger te stillen. Nooit heeft hij uit schaarste drie opeenvolgende dagen gerstebrood kunnen eten. Hij pleegde te slapen op een rieten mat waardoor striemen op zijn lijf achterbleven. Hij zou zijn maag afsnoeren met stenen om het gevoel van honger te onderdrukken. Af en toe konden de metgezellen de hongerpijn van zijn gezicht aflezen.
Zijn huis was van leem, ingetogen, zonder ruime vertrekken en hoge plafonds. Zijn harnas had hij aan een jood verpand voor dertig kommen gerst. Hij had nauwelijks kleren om zijn lijf of iets aan zijn voeten. Bij tijden moest hij het doen met eten dat hem door zijn metgezellen werd geschonken. Dit alles ter verheffing van zichzelf boven de vuiligheden van dit wereldse leven en ter behoud van zijn geloof opdat niets van de door zijn Heer aan hem toegezegde beloning verloren zou gaan.
“En jouw Heer zal jou weldra zeker geven zodat jij tevreden zult zijn.”
(Interpretatie van de betekenis van Soerat adh-Dhoehaa: 5)
Hij pleegde het geld onder de mensen te verdelen zonder maar iets hiervan achter te houden. Kamelen, koeien en schapen gaf hij uit aan metgezellen, volgelingen en hen die verzoeningsgezind waren, waarna hij huiswaarts zou keren zonder enige kameel, koe of schaap. Hij was het die zei: “Als ik beschikte over het bosrijke Tihaamah aan bezit dan zou ik dit zeker onder jullie verdelen en jullie zouden mij niet vrekkig, leugenachtig en laf treffen.” (Maalik, at-Tabaraani)
Wat betreft het zich inzetten voor het Hiernamaals en het zich onthechten van aardse genoegens was hij (vrede zij met hem) het grootste voorbeeld. Hij bouwde geen paleizen, potte geen bezit op, beschikte niet over een schatkamer en bezat geen gaard noch akkerland. Hij was het die zei: “(Wij profeten) worden niet geërfd. Datgene wat wij achterlaten geldt als liefdadigheid.” (al-Boechari en Moeslim)
Met woord en daad nodigde hij uit naar ascetisme en het treffen van de nodige voorbereidingen op het Hiernamaals.
Hij mocht de keuze maken tussen het zijn van regale boodschapper en een dienende boodschapper waarop hij koos voor het dienaarschap. Een keuze met als consequentie dat hij soms te eten had en soms weer niet. Hij verhaalt ons dat dit wereldse leven bij Allah niet eens de waarde heeft van de vleugel van een muskiet. Ook zei hij: “Wees in de wereld als een vreemde of een reiziger.” (al-Boechari)
Ook is het overgeleverd dat hij zei: “Wees ascetisch in dit leven, dan zal Allah van je houden. En houdt je af van datgene wat zich bij de mensen bevindt, dan zullen de mensen van je houden.”
(Ibnoe Maadjah, at-Tabaraani en al-Haakim)
Ook zei hij: “Wat heb ik te maken met het wereldse leven. De verhouding tussen mij en het wereldse leven is als een man die een middagdutje doet in de schaduw van een boom om vervolgens op te staan en hem te verlaten.”
DE DAPPERHEID VAN DE PROFEET (VREDE ZIJ MET HEM)
Het is de tijd die ons leert over zijn dapperheid, een dapperheid die tot dusverre niet is geëvenaard en ook nooit zal worden. Hij was moedig van hart, onwankelbaar en onwrikbaar als een berg. Hij raakte niet geïmponeerd door bedreigingen en dreigementen, noch was hij beducht voor heikele kwesties en crises, noch werd hij opgeschrikt door rampspoeden en berispingen. Hij vertrouwde zijn zaak toe aan zijn Heer, nam genoegen met Zijn Oordeel, volstond met Zijn Hulp en had volledige fiducie in Zijn Belofte.
Hij was het die persoonlijk ten strijde trok, voor de confrontatie niet terugdeinsde en zichzelf opofferde, niet geremd door angst, noch vrees. Nooit keerde hij het slagveld de rug toe, zelfs een stap deinsde hij niet achteruit. De oorlog woekert voort, zwaarden die schedels onder schilden spleten, speren die zich in vlees boren, de doodsbeker die rondgaat en ondertussen bevond hij zich in het heetst van de strijd. Terwijl anderen dekking achter hem zochten, streed hij onbevreesd voort, zich niets aantrekkend van de grote getale van de tegenstander.
Hij was het die zijn heerschaar moed insprak, de rijen opstelde en het leger aanvoerde. Op de dag van Hoenayn toen iedereen op de vlucht sloeg, waren het slechts hij en zes van zijn metgezellen die weerstand bleven bieden. Waarna Allah het volgende vers openbaarde (interpretatie van de betekenis):
“Strijd dan (O Mohammed) op de Weg van Allah, jij wordt slechts voor jezelf aansprakelijk gesteld. En moedig de gelovigen aan (tot de strijd).” (Soerat an-Nisaa’: 84)
Hij bood het hoofd aan de klievende zwaarden en rondvliegende speren en pijlen. Hij keek de dood in de ogen, maar liet zich niet afschrikken. Hij werd in het gezicht verwond, brak zijn kies, verloor zeventig van zijn metgezellen, maar hij verzwakte niet, raakte de moed niet kwijt en capituleerde niet.
Op de dag van de greppel waarop de vijandige confederaties zich samenspanden tegen hem, de harten in de kelen stokten, het slechte over Allah werd verondersteld en de mensen hevig werden geschokt; daar wendde hij zich smekend ten hemel, zijn Heer om hulp vragende, waarop hij deze ontving in de vorm van een snijdende wind die de listen van zijn vijanden op niets deed uitlopen.
Terwijl alle mensen aan de vooravond van Badr sliepen, bleef hij wakker om zijn Heer te aanbidden, aan te roepen en nederig en dringend te smeken om hulp. Een grotere, onversaagde leider heeft de mensheid nooit meegemaakt. Hij was onvervaard, ongeëvenaard en het toonbeeld van onverzettelijkheid en moed, de eigenaar van de uitspraak: “Bij Degene in Wiens Handen mijn ziel ligt, ik wenste te worden gedood op de Weg van Allah en vervolgens uit de dood opgewekt te worden om wederom gedood te worden.”
(al-Boechari en Moeslim)
MOHAMMED VOLGENS EEN AANTAL GROTE WESTERSE NAMEN
In De Naam Van Allah De Meest Barmhartige, De Meest Genadevolle,
Het volgende stuk is een verklaring van ‘afkeur’ op de journalisten van Denemarken en Noorwegen wegens hun aanvallen op de Heilige Profeet (vrede zij met hem).
Alle glorieuze prijzingen behoren toe aan Allah; ik getuig dat niemand het recht heeft aanbeden te worden behalve Allah en dat Mohammed zijn Dienaar en Profeet is; moge Allah zijn positie verheffen en die van zijn familie en al zijn metgezellen.
Voorts,
Eén van de zaken die een Moslim ontzettend trots maakt is zijn geloof en zijn grote liefde voor Mohammed (vrede zij met hem): de Profeet van Allah. Wij als Moslims getuigen dat we geloven in alle voorgaande Boodschappers en Profeten en wij maken geen enkel onderscheid tussen hen en hun waarachtigheid, als uitzondering dat Mohammed (vrede zij met hem) de laatste en beste der profeten is. Hij is degene voor wie de Poorten van het Paradijs als eerste geopend zullen worden, het geloven in hem is de weg naar het Paradijs.
Hoe zou je moeten reageren op de sarcastische karikaturen die op 30 September 2005 in de Deense nieuwskrant: ‘Jyllands Posten’ afgebeeld zijn? Wie waren zij aan het bespotten? Zij bespotte niemand minder dan de beste mens die ooit op deze aarde heeft gelopen, de leider der Boodschappers (vrede zij met hem). Zij toonden duistere en schaamteloze afbeeldingen die hem (vrede zij met hem) moesten voorstellen. De schaamteloosheid ervan sprak boekdelen over hoe extreem hun fantasie kan zijn.
Later herhaalde de Noorse nieuwskrant ‘Magazint’ de aanval -nota bene tijdens de dagen van het Islamitische offerfeest, wat een blijk van afgunst en vijandigheid is- door deze afbeeldingen andermaal te plaatsen. Deze daad was alsof zij een oude wond open wilden halen. Waar zijn de Woorden van Allah:
“Hebben zij elkaar ertoe aangespoord? Nee, zij zijn een opstandig volk.”
(Interpretatie van de betekenis van Soerat adh-Dhariyaat: 53)
Hoe moet je reageren op deze publiekelijke haatverklaring? Moeten wij dan de andere kant opkijken, onze oren verdoven en onze monden dichtsnoeren, terwijl onze harten sneller en sneller kloppen?
Wij zweren u bij Degene Die Mohammed (vrede zij met hem) eerde en hem in status heeft verheven, onze graven zijn ons dierbaarder dan wanneer wij niet in staat zijn de waarheid te uiten en het op te nemen voor onze Boodschapper van Allah. Mijn vader, mijn grootvader en mijn eer zijn opofferingen die ik breng voor mijn profeet Mohammed (vrede zij met hem). En daarom vinden wij dat het tijd wordt voor de mensheid om kennis te maken met de echte Mohammed en niet de Mohammed zoals deze afgebeeld wordt door een aantal met afgunst vervuld schorem.
De status van de Profeet (vrede zij met hem)
Er bestaat geen enkele zin die een allesomvattende beschrijving kan weergeven over de grootse kenmerken van deze grote Profeet (vrede zij met hem). Al zou je willen, je zult nooit genoeg woorden kunnen vinden om zijn grootsheid te beschrijven. Een grootsheid die de mensen door alle eeuwen heen deed verbluffen, een grootsheid die is voorbestemd om oneindig voort te duren. Deze zelfde grootsheid bevindt zich in alle harten, heeft zich genesteld in alle zielen, wordt gevoeld door alle mensen, zelfs door de vijanden en tegenstanders van de Islam.
De Profeet (vrede zij met hem) bezat perfecte manieren. Beter dan wie dan ook. Een hogere status kan niemand bereiken. Hij (vrede zij met hem) was de meest wijze, degene met gezond verstand en de meeste inzicht, de meest gulle, over wiens gedrevenheid om te geven aan liefdadigheid werd gezegd dat die sneller was dan de wind. Hij (vrede zij met hem) gaf aan liefdadigheid als iemand die nooit vreesde erdoor in armoede te leven. Hij (vrede zij met hem) gaf zoveel weg dat hij als gevolg daarvan met honger ging slapen. Rijkdom in bezittingen heeft hij nooit verzameld. Zijn metgezellen (moge de tevredenheid van Allah met hen allen zijn) spoorde hij aan vrijgevig te zijn zeggende: “Geef uit (in liefdadigheid) O Bilaal, en vrees niet dat Allah jouw provisie in mindering zal brengen (vanwege het uitgeven van geld).”
Hij (vrede zij met hem) was de meest tolerante van alle personen en de meest vriendelijke onder hen; als iemand hem uitschold vergaf hij hem, en hoe harder en onvriendelijker een persoon tegen hem deed des te geduldiger ging hij met hem om (vrede zij met hem). Hij was de meest toegeeflijke en vergevende, vooral toen hij bij machte was om terug te slaan.
Hij (vrede zij met hem) was de meest bescheiden persoon. Hij was het gewend om zich te mengen onder de armen en behoeftigen. Hij nam de tijd om te gaan zitten bij ouderen en bezocht weduwen. Een jong meisje kon zo zijn hand vastpakken en met hem door de straten van Medina paraderen. Hij (vrede zij met hem) kleedde zich nooit op een wijze die hem onderscheidde van zijn metgezellen of om meer of beter te lijken dan hen.
Hij was alles behalve streng en als hem een keuze werd voorgelegd in iets, dan koos hij voor de meest gemakkelijke oplossing. Zolang hij hiermee niet ongehoorzaam was aan Allah. Aan de andere kant was hij (vrede zij met hem) het meest ferme als het aankwam op het vervullen van de verplichtingen en het versterken van de waarheid. Hij werd nooit boos als het ging om persoonlijke zaken, maar als een van de grenzen van Allah werd overschreden dan werd hij boos en werd zijn gezicht rood.
Hij (vrede zij met hem) was de dapperste persoon, met de sterkste wil, kracht en volhardendheid; hij trad zaken met vastberadenheid en geduld tegemoet, en hij onderging vastberaden en met doorzettingsvermogen zware tijden en kwam zo door moeilijke situaties.
Hij (vrede zij met hem) uitte nooit beledigende woorden. Hij was duidelijk in zijn verklaringen en koos voorzichtig zijn woorden uit. Hij (vrede zij met hem) was kuis, puur en de meest eerlijke en waarheidsgetrouwe van alle mensen.
Hij (vrede zij met hem) was de meest rechtvaardige, zelfs als het om een vijand ging; als wettelijke sancties werden opgelegd op personen die hem dierbaar waren, dan werden die ook uitgevoerd. En hij zweerde hierover zeggende: “Ik zweer bij Allah, als Faatimah, de dochter van Mohammed zou stelen, dan zou ik haar hand afhakken.”
Zijn ziel was eentje van de puurste vorm, de meest imposante levendigheid en de meeste geleerde over zijn Heer: Allah. Hij (vrede zij met hem) gaf eenieder zijn rechten. Hij gaf zijn Heer Zijn recht, zijn vrienden hun recht, zijn vrouwen hun rechten en zijn missie zijn rechtvaardige recht.
Hij (vrede zij met hem) was de meest gedrevene, het verste weg van het hechten van belang aan wereldse bezittingen; hij at wat hem werd aangeboden en wees nooit bepaald voedsel af, en noch vroeg of verlangde hij naar wat niet voor handen was. Hij sliep op een rieten mat.
Al het bovengenoemde is niet meer dan een glimp vanuit het licht van profeetschap en een lichtstraal uit de lamp van de schitterende eigenschappen van Mohammed (vrede zij met hem).
Wat anderen zeggen over de Profeet Mohammed (vrede zij met hem)
Enkele beroemde tijdsgenoten die de biografie van de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) hebben gelezen konden niets anders doen dan toegeven dat hij een meester was met uitstekende eigenschappen en een nobel karakter. Het volgende is wat een aantal van hen gezegd heeft:
• Michael Hart, auteur van ‘The 100: A Ranking of the Most Influential Persons in History’ zei: “Mijn keuze om Mohammed boven aan de lijst te zetten van werelds meest invloedrijke personen zou als verassing bij een aantal lezers kunnen komen en er zullen door anderen zelfs vraagtekens bij gezet worden, maar hij was de enige man in de geschiedenis die zowel op religieus als seculier niveau succesvol was.”
• George Bernard Shaw: de Britse theaterschrijver zei: “De wereld heeft heel erg behoefte aan een man met het gedachtegoed van Mohammed. In de Middeleeuwen werd hij op een heel donkere manier afgeschilderd. Vooral vanwege hun onwetendheid en vooroordelen, omdat zij hem als vijand van het Christendom beschouwden. Maar toen ik terug ging kijken naar het verhaal achter deze man vond ik hem een verbazingwekkende en miraculeuze persoon, en ik kwam tot de conclusie dat hij nooit een vijand van het Christendom was. Hij zou in plaats daarvan de redder van de mensheid genoemd moeten worden. Ik denk dat als hem vandaag de controle over de wereld wordt gegeven, dat hij onze problemen zou oplossen en de vrede en het geluk zou brengen waar de wereld zo naar verlangt.”
• Annie Besant, schreef in ‘The life and teachings of Muhammed’: “Het is onmogelijk, voor wie de persoonlijkheid van deze grootse profeet van de Arabieren bestudeerd heeft en erachter gekomen is hoe hij geleefd heeft en hoe hij zijn volk onderwees, om geen respect te krijgen voor deze grootse profeet. Eén van de meest perfecte boodschappers die Allah gestuurd heeft.
• Alphonse de La Martaine schreef in: ‘Historie de la Turquie’: “Als grootsheid in doel, kleinigheid van betekenis, en verbijsterende resultaten de drie criteria zijn voor een menselijke genie, wie kan iemand anders uit de geschiedenis durven vergelijken met Mohammed? De meest beroemde mensen creëerden legers, wetten en slechts rijken. Zij stichtten, als het al iets was, niet meer dan materiele machten welk noch meestal voor hun ogen in elkaar stortte. Deze man verzette niet alleen legers, wetten, rijken, mensen, dynastieën, maar miljoenen mensen in 1/3 van de toen bewoonde wereld: en meer dan dat, hij verzette altaren, de goden, de religiën, de ideeën, de geloven en de zielen. Filosoof, Redenaar, Apostel, Wetgever, veroveraar van ideeën, de restaurateur van rationele opvattingen… De stichter van twintig aardse rijken en van één spiritueel rijk. – Dat is Mohammed. Gezien alle maatstaven waarmee we menselijke grootsheid kunnen meten, zouden we ons kunnen afvragen, is er een man groter dan hij?
• J.W.H. Stab schreef in ‘Islam and its founder’: “Oordelend naar de geringe middelen die hij tot zijn beschikking had en de duurzaamheid van het resultaat dat hij heeft bereikt, schijnt geen naam zo bekend te zijn als die van de profeet uit Mekka. Aan de impuls die hij gaf, danken talloze dynastieën hun bestaan, tot de ogen strelende steden, statige paleizen, en tempels zijn uit de grond geschoten en wijde provincies die trouw gehoor geven aan het geloof. En buiten al dit regeerde zijn woorden het geloof van generaties, werden geaccepteerd als hun manier van leven en hun vaste leiding naar de nog te komen wereld. Op duizend altaren smeken de stemmen van de trouwe gelovigen zegeningen op hem, wie zij in hoge achting nemen als de profeet van God, de zegel van de Apostelen. Gezien de standaard van menselijke roem; van welke sterveling vergelijkt de glorie zich met de zijne?”
• Dr. Gustav Weil schrijft in ‘History of Islamic peoples’: “Mohammed was een schijnend voorbeeld voor zijn volk. Zijn karakter was puur en vlekkeloos. Zijn huis, zijn kleding, zijn voedsel –deze karakteriseerde zijn zeldzame simpliciteit. Zo eenvoudig was hij dat hij van zijn metgezellen geen aanbidding ontving, noch accepteerde hij van zijn persoonlijke bediende een dienst die hij zelf kon verrichten. Hij was toegankelijk voor iedereen op ieder mogelijk tijdstip. Hij bezocht de zieken en was vol sympathie voor allen. Oneindig was zijn welwillendheid en vrijgevigheid als ook zijn ongerustheid over het welzijn van zijn gemeenschap.”
• De Britse filosoof Thomas Carlyle, die de Nobelprijs won voor zijn boek ‘The Heroes’ schreef: “Het is een grote schande voor eenieder om te luisteren naar de beschuldigingen dat de Islam een leugen is en dat Mohammed een verzinner en bedrieger was. We zagen dat hij standvastig bleef vasthouden aan zijn principes met ferme verbetenheid. Liefdevol en gul, gepassioneerd, vroom, kuis, met echte mannelijkheid, hardwerkend en serieus. Ondanks al deze kwaliteiten was hij zacht tegen anderen, tolerant, aardig, opgewekt en prijzenswaardig en soms zou hij met zijn metgezellen grapjes maken. Hij was rechtvaardig, oprecht, slim, puur, edelmoedig en scherp; zijn gezicht was stralend alsof hij licht binnen in zich had om de donkerste van de nachten te verlichten. Hij was van nature een grootse man die niet was onderwezen op een school of door een mentor onder zijn hoede werd genomen. Hij had dit allemaal niet nodig.”
• Johan Wolfgang von Goethe, de Duitse schrijver zei: “Wij Europeanen, met al onze concepten en ideeën konden niet bereiken wat Mohammed bereikte, en niemand zal in staat zijn hem hier in voorbij te gaan. Ik heb gezocht in de geschiedenis van de mens naar een voorbeeld en vond dat het Mohammed was die de waarheid op de beste manier wist te brengen. Inderdaad, Mohammed slaagde erin om de hele wereld te onderdompelen in monotheïsme.”
Wij danken deze grote westerse namen voor hun objectiviteit, eerlijkheid, openheid en het feit dat zij zich in hun werk niet door blinde haat laten geleiden zoals de mensen achter de kranten van ‘Jyllands Posten’ en ‘Magazint’.
DE VRIJGEVIGHEID VAN MOHAMMED (VREDE ZIJ MET HEM)
Hij is de meest vrijgevige onder de schepselen van Allah, de meest genereuze en goedgeefse. Zijn hand was als een verlossende regenbui in tijden van droogte. Sneller dan de wind was hij in het uitgeven van aalmoezen. ‘Nee’ kwam niet voor in zijn vocabulaire.
Nooit rolde ‘nee’ over zijn lippen, behalve in zijn geloofsgetuigenis.
Was het niet voor de geloofsgetuigenis dan was zijn ‘nee’ een ‘ja’ geweest.
Hij deelde zijn bezittingen uit, zonder vrees voor armoe. Hij is namelijk degene die gezonden is met het nobele gedrag. Hij is de ultieme filantroop. Hij is het die een vallei vol kuddedieren schonk en iedere stamhoofd honderd kamelen doneerde. Hij is het die om een kledingstuk werd gevraagd, waarna hij zich hiervan ter plekke ontdeed en weggaf. Hij is het die de behoeftige nooit met lege handen terugstuurde. Zijn goedheid strekte zich uit over alle mensen. Zijn voedsel bood hij aan, zonder aanziens des persoons. Hij was ruim van inborst, aangenaam in de omgang en op zijn gezicht tekende zich altijd een brede glimlach.
Je zult hem bij ieder treffen glunderend treffen.
Alsof jij hem schenkt wat je hem vraagt.
Zelfs in tijden van nood en armoe bleef hij geven. Hij zou de oorlogsbuit verzamelen en in minder dan een uur verdelen, zonder iets daarvan achter te houden. Zijn tafel was gedekt voor alle mensen. Zijn huis was een herberg voor iedere reiziger. Hij was gewoon zichzelf volledig weg te cijferen ten behoeve van de behoeftige. Hij stond symbool voor gulhartigheid. Hij bleef maar geven en wenste geen bonificatie van een ander dan Allah. Hij offerde zichzelf en al zijn bezittingen op ten behage van zijn Heer. Hij overstelpte zijn metgezellen, geliefden en zelfs vijanden met zijn goedertierenheid, goedhartigheid, vrijgevigheid en generositeit. De Joden pleegden bij hem aan tafel te schuiven. De bedoeïenen waren kind aan huis bij hem en zelfs de huichelaars profiteerden van zijn gulheid. Nooit en te nimmer heeft hij een bedelaar afgesnauwd of een behoeftige afgegrauwd. Zelfs toen hij hardhandig door een bedoeïen werd beetgenomen bij zijn kraag en tegen hem zei: “Geef mij van de bezittingen van Allah waarover jij beschikt, niet van de bezittingen van je vader en moeder!”, keek hij hem lachend aan en kwam hij in zijn wens tegemoet.
Kostbare rijkdommen stonden tot zijn beschikking, maar hij gaf alles onmiddellijk weg, zonder een deel hiervan op te eisen. Zijn gevoel van blijdschap na het schenken was groter dan dat van de ontvanger. Hij spoorde aan tot vrijgevigheid en gulheid en had een afkeer van gierigheid en vrekkigheid. Hij was het die zei: “Wie in Allah en de Laatste Dag gelooft laat hem zijn gast eren.” (al-Boechari en Moeslim)
Ook zei hij: “Eenieder zal (op de Dag des Oordeels) zich in de schaduw bevinden van zijn liefdadigheid.” (Ibnoe Khoezaymah en Ibnoe Hibbaan)
En tenslotte heeft hij gezegd: “Liefdadigheid doet het bezit niet verminderen.” (Moeslim)
DE OPRECHTHEID VAN DE PROFEET (VREDE ZIJ MET HEM)
De meest waarachtige was hij onder de mensen. Hij sprak ware woorden, geen schone schijn. Nooit of te nimmer vergreep hij zich aan leugens, niet uit ernst, noch uit jok. Hij heeft zelfs het liegen verboden en de zijnen verootmoedigd. Hij (vrede zij met hem) zei namelijk: “Waarlijk, waarachtigheid leidt naar goedheid. En waarlijk, goedheid leidt naar het Paradijs. En een man blijft niet de waarheid spreken en de waarheid nasporen of hij wordt bij Allah genoteerd als zijnde een waarachtige…” (al-Boechari en Moeslim)
Ook heeft Hij (vrede zij met hem) verkondigt dat een gelovige soms vrekkig kan zijn of aan lafheid kan bezwijken, maar nooit kan het zo zijn dat hij zich schuldig maakt aan liegen. Tevens heeft hij gewaarschuwd voor leugenachtige scherts ter vermaak van anderen. Hij ging door het leven met de waarheid als gezel. Ter aantoning van zijn waarachtigheid volstaat het feit dat hij ons op autoriteit van Allah mocht informeren over het ongeziene en door Allah in vertrouwen werd genomen de Boodschap uit te dragen.
Zijn verantwoordelijkheid richting de gemeenschap is hij in zijn geheel nagekomen. Geen letter heeft hij achtergehouden of toegevoegd. Hij heeft zijn taak van het verkondigen namens zijn Heer naar beste behoren volbracht. Al zijn uitspraken, doen en laten waren gebaseerd op waarachtigheid.
Waarachtig was hij ten tijde van vrede en oorlog, ten tijde van tevredenheid en woede, ten tijde van ernst en gein, ten tijde van het verduidelijken en het vellen van oordelen. Hij was oprecht tegenover de nabije en de vreemdeling, tegenover vriend en vijand, tegenover man en vrouw. Oprecht was hij tegenover zichzelf en de mensen, thuis en op reis, in het heetst van de strijd en in het opstellen van verdragen, in zijn kopen en verkopen, in het aangaan van contracten, overeenkomsten en verbonden, in zijn preken en schrijven, in zijn edicten en verhalen en in zijn vertellingen en overleveringen.
Allah heeft hem gevrijwaard van het vertellen van leugens. Allah voorzag hem van simpele, maar doeltreffende woorden. Hij is de waarachtige, degene die geloofd wordt, degene die zelfs oprecht was in zijn wenken. Hij is het die zei: “Het betaamt een Profeet niet om zich schuldig te maken aan listige oogwenk.” (Aboe Daawoed, an-Nasaa’i)
Hij is gekomen met de waarachtigheid van zijn Heer. Zijn bewoordingen en handelswijze, welbehagen en kwaadheid, komen en gaan, gelach en geween, wakkerzijn en sluimer; alles aan hem was waarachtig.
“Opdat Hij de waarachtigen over hun waarachtigheid zal ondervragen.”
(Soerat al-Ahzaab: 8)
“O jullie die geloven, vreest Allah en weest met de waarachtigen.”
(Soerat at-Tauwbah: 119)
“Maar als zij oprecht zouden zijn tegenover Allah, dan zou dat beter voor hen zijn.” (Soerat Moehammad: 21)
Als waarachtigheid een persoon geweest zou zijn, dan heette hij Mohammed (vrede zij met hem). En werkelijk, kan waarachtigheid van een ander geleerd worden dan van hem? En kan oprechtheid van een ander overgenomen worden dan van hem? Hij stond reeds in het preïslamitische tijdperk van onwetendheid bekend als oprecht en waarachtig. Dit nog voor het ontvangen van de Boodschap. Wat te denken dan van zijn toestand nadat hij in aanraking is gekomen met de Openbaring, Leiding, de nederdaling van Djibriel, het Profeetschap en de eer uitverkoren te worden door Allah?
HET GEDULD VAN DE PROFEET (VREDE ZIJ MET HEM)
Je zult geen persoon treffen die meer getroffen is door tegenspoed, moeilijkheden en verstikkende noodsituaties dan de Profeet (vrede zij met hem), maar onderwijl bleef hij geduldig en volhardend.
“En wees geduldig (O Mohammed). En jij bent slechts geduldig door Allah.”
(Soerat an-Nahl: 127)
Hij moest de strijd aanbinden met het wees-zijn, de armoede, behoeftigheid, honger, vermoeidheid, afgunst, leedvermaak en soms moest hij het onderspit delven tegen de vijand. Ook bleef hij (vrede zij met hem) geduldig toen hij uit zijn geliefde woonstreek werd verjaagd en van zijn familie werd losgerukt. Geduldig bleef hij wederom toen zijn naasten werden vermoord, zijn metgezellen werden gedood, zijn volgelingen werden verdreven en zijn vijanden zich tegen hem samenspanden. Geduldig stelde hij zich andermaal op tegen de hoogmoed van de tirannen, de onwetendheid van de bedoeïen, de hardheid van het platteland, de doortraptheid van de hypocrieten en de meedogenloosheid van de vijandige opponenten. Dit wereldse leven met al zijn bekoringen, pracht en praal zette hij zonder enige moeite van zich af. Hij werd niet in de verleiding gebracht door de koning-, leider- en zeggenschap die hem voor de voeten werden geworpen. Dit alles deed hij in de hoop het Welbehagen van Allah te verkrijgen. Geduld was zijn schild, steun en toeverlaat. Telkenmale als hij gekwetst werd door zijn vijanden, herinnerde hij zich:
“Wees geduldig met datgene wat zij zeggen.” (Soerat Taa Haa: 130)
Telkenmale als hij het zwaar te verduren had, bedacht hij zich:
“Daarom is geduld het beste.” (Soerat Yoesoef: 18)
Telkenmale als hij overmand werd door angst, dacht hij aan de woorden:
“En wees daarom geduldig, zoals de bezitters van standvastigheid onder de Boodschappers ook geduldig waren.” (Soerat al-Ahqaaf: 35)
Zijn geduld was er één dat gekenmerkt werd door onwrikbaar vertrouwen in de door Allah beloofde overwinning, een rotsvaste overtuiging, het geloven in de beloning van zijn Heer en de eindzege die hem zou toekomen. Ook geloofde hij dat Allah voldoende voor hem was. Hij liet zich niet van de wijs brengen door denigrerende opmerkingen, grievende uitspraken en bewust toegebrachte leed.
Zijn oom Aboe Taalib stierf en onderwijl bleef hij geduldig. Zijn vrouw stierf en wederom bleef hij geduldig. Zijn oom Hamzah werd vermoord en hij bleef geduldig. Hij werd uit Mekka verdreven, maar hij bleef geduldig. Zijn zoon overleed, maar hij bleef geduldig. Zijn vrouw werd in haar eer aangetast, maar hij bleef geduldig. Hij werd verloochend, maar hij bleef geduldig. Hij werd uitgemaakt voor dichter, waarzegger, tovenaar, krankzinnige en leugenaar, maar hij bleef geduldig.
Hij werd uitgescholden, geschoffeerd en bestreden, maar hij bleef geduldig. Vertel mij nu, kan geduld van een ander dan hem geleerd worden? En is er een beter toonbeeld van geduld te bedenken dan hij? Hij is het voortreffelijkste voorbeeld van geduld, standvastigheid en doorzettingsvermogen. Hij is de leider der geduldigen en de voorman der dankbaren.
HET BOEK VAN DE PROFEET (VREDE ZIJ MET HEM)
Het Boek van de Profeet is de Koran, het beste Boek, het krachtigste verbond waarin de meest sublieme verhalen en vertellingen zijn opgenomen. Het is de ontzagwekkende waarheid, die gevrijwaard is van elke vorm van valsheid. Een nederdaling afkomstig van de Allerwijze, de Meest Lovenswaardige.
Een Boek waarvan de eenduidige Verzen uiteen zijn gezet, gewijd is het reciteren en overpeinzen ervan, geheiligd is het vragen van genezing aan de hand ervan en gezegend is het oordelen en het handelen ernaar. Elke letter ervan staat gelijk aan tien verdiensten.
Het is een rechtmatige bemiddelaar, een oprechte getuige, een vermakelijke gezel, een leerrijke bezigheid, een betrouwbare kompaan, een ontzagwekkend wonder, vol van zoetheid en flonkering, het overtreft en wordt niet overtroffen.
Het is geen tovenarij, noch dichterij, noch waarzeggerij, noch het woord van een sterveling. Het is namelijk het Woord van Allah. Van Hem is het afkomstig en tot Hem zal het terugkeren. De aartsengel Djibriel is ermee neergezonden naar Mohammed om als Boodschapper te dienen voor de Heer der werelden.
Het is een Boek in duidelijk Arabisch, een Boek dat andere boeken verstomt wat betreft retoriek en welsprekendheid, een Boek met overdonderende bewijzen, een Boek vol Leiding, genade, vermaning en genezing van de hartskwalen, een Boek van licht, evidentie, begeleiding, juistheid, raadgeving en onderricht, bewaard tegen verandering en bewaakt tegen adjunctie en eliminatie.
Het is een eeuwigdurend mirakel, een verschansing voor zijn volgelingen, een redding voor degenen die zich eraan houden, een geluk voor hen die hem raadplegen, een zegekrans voor degenen die zich erdoor laten leiden en een triomf voor degenen die hem als rechter opstellen in hun leven.
De Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) zei:
“Reciteert de Koran, want waarlijk hij zal komen op de Dag der Opstanding als bemiddelaar voor de zijnen.” (Moeslim)
Ook zei hij (vrede zij met hem):
De beste onder jullie is degene die de Koran leert en onderwijst.” (al-Boechari)
Verder zei hij (vrede zij met hem):
“Waarlijk, Allah doet middels dit Boek volkeren stijgen (in rang) en anderen omlaaggaan.” (Moeslim)
Het is een Boek dat de dichters sprakeloos achterlaat, de prekers tot stilzwijgen dwingt, de retoren overwint, de eloquente Arabieren overstijgt en de wijsgeleerden versteld doet staan.
“Waarlijk, deze Koran leidt naar het meest juiste.” (Soerat al-Israa’: 9)
HET GELOOF VAN DE PROFEET (VREDE ZIJ MET HEM)
Zijn geloof is de Islam, het geloof van de natuurlijke aanleg, het geloof van gematigdheid, het geloof van de triomf en de redding, het meest geliefde geloof bij Allah:
“En wie een ander geloof dan de Islam wenst; het zal van hem nooit geaccepteerd worden en in het Hiernamaals zal hij tot de verliezers behoren.” (Soerat Aali Imraan: 85)
Het geloof dat gekomen is om de gemeenschap te verlossen van de ketenen en de boeien, het geloof van eenvoud, allesomvattendheid, compleetheid en algemeenheid.
“Vandaag heb Ik jullie godsdienst vervolmaakt en heb Ik Mijn Gunst voor jullie volledig gemaakt en ben Ik tevreden voor jullie met de Islam als geloof.” (Soerat al-Maa’idah: 3)
Het geloof dat ons leidde van het aanbidden van de dienaren naar het aanbidden van de Heer der dienaren, van de engte van dit wereldse naar de uitgestrektheid van het Hiernamaals, van de duisternis van polytheïsme naar het licht van monotheïsme en van de ellendigheid van ongeloof naar het welbehagen van geloof.
Het geloof dat bestemd is voor iedere tijd en plaats, voorgeschreven door Degene Die de zonden kwijtscheldt en welingelicht is over het openlijke en het heimelijke.
Het geloof van gematigdheid, dat gekenmerkt wordt door profijtvolle kennis en goede daden, in tegenstelling tot volkeren die voor ons de openbaring hebben ontvangen. De Islam is het geloof van degenen aan wie Allah Zijn Gunsten heeft geschonken en niet van degenen op wie de Toorn van Allah rust, noch de dwalenden.
Allah zond Zijn ongeletterde Profeet naar de wereldbewoners om hen Zijn Verzen voor te dragen, het Boek en de Soennah te onderwijzen en hen te reinigen, terwijl zij daarvoor in dwaling verkeerden. Dit geloof is gekomen met het verbod op het vertellen van leugens, het afleggen van valse getuigenissen, het begaan van onrecht, het onderdrukken van de onderdanen, het zwendelen, het onrechtmatig toe-eigenen van andermans bezittingen, het schenden van andermans rechten en het berokkenen van schade aan jezelf en anderen.
Het is dus het geloof van het versterken van het hart middels het geloof, het bewaken van de gezondheid en de bezittingen tegen teloorgang, het beschermen van de eer tegen bezoedeling, het behoeden van het bloed tegen bloedvergieten en het waarborgen van het verstand tegen verstandsverbijstering.
MOHAMMED (VREDE ZIJ MET HEM); DE BOODSCHAPPER
Hij is het gewichtige nieuws, de grandioze gebeurtenis, de merkwaardige berichtgeving, de glansrijke zaak, de omvangrijke kwestie.
“Waaromtrent vragen zij elkaar. Over het gewichtige nieuws. Waarover zij disputeren.” (Soerat an-Nabaa’: 1-3)
Zijn zending is ongetwijfeld het meest gewichtige nieuws dat de ronde heeft gedaan, het meest imponerende verhaal dat ooit verteld is door troubadours, de tijd versteld heeft doen staan. Zijn levensbeschrijving wordt niet omgeven door duisternis, noch ontregeld door de wind, noch verhuld door donkere wolken. Zijn verhaal is één die de zeeën heeft overgestoken, alle windstreken heeft doorkruist, op deze wereld gegoten werd als verlossend hemelwater en dat opkwam als heldere zonneschijn. Samengevat; hij is het licht en kan het licht aan de aandacht ontsnappen?
“Zij wensen het Licht van Allah te doven met hun monden, maar Allah zal Zijn Licht voltooien, ook al verafschuwen de ongelovigen dit.” (Soerat Saf: 8)
Ook zegt de Profeet (vrede zij met hem) in een authentieke overlevering:
“Datgene waarmee ik ben gezonden aan leiding en kennis is als verlossend hemelwater.” (al-Boechari en Moeslim)
Wie jou tot vijand neemt, is in alle talen vergruisd.
Al zouden de zon en de maan jouw vijanden zijn.
Hij (vrede zij met hem) is gestuurd om het alleenrecht van Allah op de aanbidding tot stand te brengen, om de wereld te laten galmen van het geroep van ‘Laa ilaaha ill-Allah Moehammadoen Rasoeloellah’ en om de Waarheid te bewaarheiden en de valsheid te ontkrachten. Hij is gezonden met het overdonderende bewijs, de verdraagzame wetgeving, rechtvaardigheid, goedertierenheid, vrijgevigheid, goedheid, vrede, liefde, vreugde, verbetering, veiligheid en geloof. Hij is gekomen met reinheid, het gebed, de aalmoezen, de vasten, de bedevaart en het zich inspannen voor de zaak Gods. Hij is gestuurd met een verheven doel, een nobel karakter, een statige signatuur en een edelaardige inborst.
Zijn komst had als doel het bestrijden van veelgodendom, het vernietigen van de afgodsbeelden, het verdrijven van onwetendheid, het tegengaan van onrecht en het verwerpen van zedenloosheid. Er is geen goeds, of de Profeet (vrede zij met hem) heeft ons hierop gewezen en er is geen kwaad, of hij heeft ons hiervoor gewaarschuwd.
Wat zijn aard betreft; Allah is het Die zijn opvoeding op Zich nam en deze vervolmaakte. Hij is dan ook de beste onder de mensen wat betreft gemoed, de meest doeltreffende wat zijn uitspraken betreft, het meest geschikte toonbeeld, de meest waarheidsgetrouwe, de meest rechtvaardige wat betreft het uitvaardigen van decreten, de meest feilloze in reputatie, de meest vrijgevige en verdraagzame, de meest reine van hart, de meest godsvruchtige, de meest ingelichte van deze gemeenschap, de meest in acht nemende van de familiebetrekkingen, de meest dappere en de meest vooraanstaande qua persoonlijkheid, komaf, gedrag en geloof.
Hij is fraai in al zijn eigenschappen, stralend in zijn gelaat, nabij het hart, geliefd, gemakkelijk in de omgang, gezegend en charismatisch. Van zijn gezicht straalt het licht der Leiding en wordt getekend door een glimlach. Zijn enkele aanwezigheid is een geneugte en ondersteuning voor de aanwezigen. Altijd geneigd naar beminnelijke optimisme, pardonneren en gulheid. Hij is guller dan het rivierwater vloeit en aantrekkelijker dan de volle maan in een duistere nacht. Met zijn predikatie verheugde hij de algehele mensheid. Een ieder die hem zag werd door hem bekoord. Hij dwong respect af bij allen. Zijn woorden vonden weerklank in de harten van de mensen. Met zijn nobele karaktertrekken wist hij de zielen voor zich te winnen.
Allah maakte zijn hart standvastig waardoor hij niet van de Rechte Weg verwijderd raakte. Hij maakte zijn bewoordingen trefzeker waardoor hij niet iets uit onnadenkendheid zou zeggen. Hij maakte zijn blik scherp waardoor hem niets ontging. Hij hoedde over zijn geloof waardoor hij niet afdwaalde. Hij ontfermde zich over zijn zaak waardoor hij niet verloren ging. Hij deed hem welslagen, behoedde hem, zegende hem en schonk hem Zijn eeuwige Gunst.
“En waarlijk, jij beschikt zeker over een verheven karakter.” (Soerat al-Qalam: 4)
“En het was dankzij de Barmhartigheid van Allah dat jij zacht in de omgang was met hen.” (Soerat Aali Imraan: 159)
Ook zegt de Profeet (vrede zij met hem): “Waarlijk, de meest godsvruchtige en geleerde omtrent Allah onder jullie ben ik.” (al-Boechari)
Ook is er overgeleverd dat hij (vrede zij met hem) zei: “De beste onder jullie is degene die het beste is in zijn omgang met zijn vrouw en ik ben de beste onder jullie in de omgang met mijn vrouw.” (at-Tirmidhi, al-Bayhaqi)
Verder is er in het kader hiervan overgeleverd dat hij (vrede zij met hem) zei: “Ik ben slechts gezonden om de nobele gedragscode te vervolmaken.” (al-Bayhaqi)
Verheven is Degene Die Mohammed (vrede zij met hem) heeft uitverkoren, beschermd, bewaard en de menselijke volmaaktheid heeft geschonken.
DE KINDERJAREN VAN DE PROFEET, VREDE ZIJ MET HEM
Tezamen met reinheid is hij ter wereld gekomen, blijdschap vergezelde hem en welslagen viel hem bij. Een kind was hij, maar één niet als alle anderen, de onschuld zelve, verstandig en prudent, vol ijver en vlijt. Onder het wakende Oog van Allah kwam hij tot volle wasdom. Een beschermende hand strekte zich over hem uit, toezicht vergezelde hem als zijn schaduw en puurheid straalde hij om zich heen. Allah behoedde hem voor iedere tekortkoming, afdwaling, grofheid en ruditeit. Dit omdat hij vanaf kindsbeen de aangewezen kandidaat was om de wereld te verbeteren, om de mensheid te verblijden en te geleiden uit de duisternis naar het licht. Hij was niet zomaar een man, maar een Profeet, niet zomaar een mens, maar een Boodschapper, niet zomaar een dienaar, maar een onfeilbare en niet zomaar een persoon, maar één die de Openbaring ontving.
Mohammed (vrede zij met hem) was niet zomaar een voorman, want er zijn meer voormannen als de haren op het hoofd, die allen verschillende wereldse voornemens en ambities nastreven. Hij was daarentegen een verbeteraar, leidsman. Hij beschikte over de Koran, de Soennah, het licht, de richtsnoer, bruikbare kennis en goede daden. Hij was gekomen ter verbetering van het wereldse en het Hiernamaals en ter verblijding van de ziel en het lichaam.
Mohammed (vrede zij met hem) was niet zomaar een geleerde, maar één die onderricht verkreeg van Allah, één die kennis verschafte aan de mensen van kennis, één die de predikers instrueerde, één die de wijsheren de weg wees en één die de mensen naar de juistheid leidde.
“En waarlijk, jij leidt zeker naar een recht Pad.”
(Interpretatie van de betekenis van soerat ash-Shoeraa: 52)
Allen plegen zij uit de Boodschapper van Allah te putten.
Alsof hij een zee is waaruit zij scheppen of een meer waaruit zij een teug nemen.
Mohammed (vrede zij met hem) was geen koning die wenste zijn koningschap te vestigen en zijn leger te mobiliseren. Hij was echter een onfeilbare voorman, verblijder, waarschuwer en gezant naar iedere koning, onderdaan, lijfeigene, vrije mens, arme, rijke, blanke, zwarte, Arabier en niet-Arabier.
“En Wij hebben jou slechts gestuurd als een genade voor de werelden.”
(Interpretatie van de betekenis van soerat al-Anbiyaa’: 107)
Wat betreft zijn adolescentie; hij was de parel onder de jeugdigen, kuis, viriel, vol inzicht, weldoordacht en welbespraakt. Nooit heeft iemand hem kunnen betrappen op een leugen, misstap of gebrekkigheid. Puur was hij qua uiterlijk en innerlijk, charismatisch, eerbiedig, welbevallig qua karakter, aangenaam in zijn voorkomen, waarachtig, proper en behaaglijk.
Zijn vijanden waren ondanks hun overdreven vijandigheid, vreselijke listen en ongekende afgunst niet in staat enige tekortkoming bij hem aan te treffen. Sterker nog, zij troffen slechts datgene aan wat hen van kwaadheid deed laaien, zoals zijn feilloze levensstijl, daadkracht, rechtschapenheid en fatsoen. In zijn jeugd was hij het die zij in vertrouwen namen, bij wie zij te rade gingen, die zij aanstelden als rechter in hun geredetwist. Hij diende voor hen als rolmodel wat betreft goedheid, verhevenheid, verstandigheid en welbespraaktheid.
“En waarlijk, jij beschikt zeker over een hoogstaand karakter.”
(Interpretatie van de betekenis van soerat al-Qalam: 4)
DE AFKOMST EN HET VADERLAND VAN DE PROFEET, VREDE ZIJ MET HEM
De Boodschapper is de meest prominente onder de prominenten en uit zijn afstamming vloeit al het goede voort. Uit een wettig huwelijk is hij voortgekomen. Zijn voorvaderen behoorden tot de stand der edelen. Van generatie op generatie werden waardigheid en digniteit doorgegeven. Doch zul je onder Abd ul-Moettalib niemand treffen die Mohammed overtreft in voortreffelijkheid. Noch zul je onder Bani Haashim iemand vinden die meer notabel is dan hij. Noch zul je onder Abd ul-Manaaf iemand tegenkomen die vrijgeviger is dan hij. Noch zul je temidden van Qoessay iemand aantreffen die meer bijval heeft geoogst dan Mohammed. Dit zet zich uiteraard voort tot aan zijn stamvader Aadam.
Zijn afstamming; alsof deze belicht wordt door de ochtendgloor.
Zijn aanschijn; alsof deze blinkt van zonnegloed.
Allah heeft hem uit alle windstreken Zijn meest geliefde woonoord als thuishaven gegeven; het Heilige Oord, de reine grond, de onbevlekte nederzetting, het beschermde land. Hij is geboren in Mekka, daar waar de profeten het gebed verrichtten, waar de Boodschappers in de holst van de nacht voor hun Heer stonden, waar de openbaring neerdaalde, waar het licht oprees en de Boodschap verscheen, waar de Profeetschap tot bloei kwam en de gezantschap begon te krieken. Daar waar het Oude Huis gevestigd is en het plechtige verbond is aangegaan. De liefdevolle Mekka; geboorteplaats van de onfeilbare, wieg van zijn kindsheid, speelplaats van zijn eerste jeugd, leerschool van zijn adolescentie, terrein van zijn mannelijkheid en gaard van zijn gerief.
Oord dat mij teder omarmt en beschermt.
Eerste grond waarmee mijn huid in aanraking kwam.
Grond waar hij gezoogd werd met melk der reinheid, waar hij nipte van het water des edelheids, waar hij sipte van de bron der deugd. Daar rees hij op. De plaats van zijn komen en gaan. Zijn eerste vaderland. Zijn beminde landstreek en zijn geliefkoosde oord.
Land dat nabij het hart van iedere man ligt.
Daar, waar veel jeugdherinneringen opgeborgen liggen.
Als de gedachte hen terugvoert naar hun vaderlanden.
Dan hunkeren zij weer naar hun mooie, jonge jaren.
Daar in Mekka heeft hij zijn grootste strijd gevoerd, daar bracht hij zijn predikatie ten gehore, daar hield hij zijn vurige pleidooi, van daaruit werd hij gezonden naar de mensheid. Krimpend van ondraaglijke pijn nam hij afscheid van Mekka nadat hij hieruit was verdreven.
“Ik zweer bij dit oord. En jij (O Mohammed vrede zij met hem)
bent woonachtig in dit oord.” (Interpretatie van de betekenis van Soerat al-Balad: 1-2)
DE NAAM VAN DE PROFEET
Mohammed (de Prijzenswaardige) doet zijn naam eer aan. Hij is toonaangevend en vooraanstaand. Alle prijzenswaardige en lofwaardige eigenschappen zijn in hem verzameld en verenigd. Zijn voorbeeld kent geen gelijke. Hij onderscheid zich door zijn voortreffelijke leiderschap. Geprezen is hij bij Allah vanwege zijn onbevlekte Boodschapper-zijn. Hij is Zijn laatste Profeet, Zijn rechtgeaarde dienaar, Zijn uitverkorene en Zijn innige vriend. Tevens is hij geliefd bij de mensen omdat hij hen nabij het hart is. Hij is een genade en een leidsman, een onuitputtelijke bron van goedheden, gezegend waar hij ook is, alom beschermd en eerbiedwaardig. Lofwaardig is zijn karakter, omdat dit gevormd is door de Openbaring. Achtbaar is zijn gedrag, omdat dit opgevoed is door de Profeetschap. Meest Prijzenswaardig is Allah en geprezen is Zijn Boodschapper:
Aan Zijn Naam heeft hij zijn naam ontleend.
De Bezitter van de Troon is de Meest Prijzenswaardige en dit: dit is Mohammed (de Prijzenswaardige).
Tevens wordt hij Ahmad genoemd, die door Iesaa aan zijn volk in het vooruitzicht is gesteld. Andere namen van hem zijn: al-aaqib (het zegel), al-haashir (de verzamelaar) en al-maahi (de uitwisser). Hij is de laatste en de beste der Profeten en hun voorman. Hij is de eigenaar van de hawdh (waterbassin) waarnaar eenieder hunkert, bezitter van de geëerde positie, vaandeldrager, wiens volgelingen zich onderscheiden van de rest door oplichtende bles, genoemd in de Tauwrah en de Indjiel, versterkt door Djibriel. De weledelachtbare zuiveraar en verbeteraar, hemelhoog verheven, in het bezit van een verruimde inborst en eervolle naamsvermelding. Resoluut, dankbaar, triomferend, zondevrij, ten alle tijden geprezen, vermaard, vastbesloten, vrijgevig en gul. Moge Allah’s zegeningen en vrede tot overlopens toe met hem zijn en zijn familie en volgelingen.
UITERLIJKHEDEN VAN DE PROFEET (VREDE ZIJ MET HEM)
De bedoeling van dit beknopte werk is dat wij de Profeet (vrede zij met hem) beter leren kennen, een voorbeeld aan hem nemen en diens gedragingen tot richtsnoer nemen. Voornamelijk in een tijd waarin het hard nodig is om de echte Tawhied en de nobele Islamitische gedragscode onder de aandacht van de mensen te brengen om zo de naam van de Islam te zuiveren.
Ik vraag Allah om de moslims met dit werk te baten en mijn intentie zuiver voor Hem te laten zijn.
De geboorte van de profeet (vrede zij met hem)
De Profeet (vrede zij met hem) werd gevraagd over het vasten van maandag, waarna hij zei: “Dit is een dag waarop ik geboren ben, (als Profeet) gezonden ben en op die dag werd de Koran aan mij geopenbaard.” (Moeslim)
De Profeet (vrede zij met hem) werd geboren op een maandag in de maand Rabi ul-Awwal in Mekkah tijdens het jaar van de Olifant. Zijn vader heette Abdullah ibnoe Abdulmoettalib en zijn moeder Aaminah bintoe Wahb. Zijn opa gaf hem de naam ‘Mohammed’ en zijn vader overleed voor zijn geboorte.
Wij moeten de waarde van deze Profeet leren kennen, leven naar zijn regels, ons zijn gedragscode eigen maken en aandacht geven aan zijn Boodschap van Tawhied. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“Zeg, ik roep slechts mijn Heer aan en ken geen deelgenoten aan Hem toe.” (Soerat al-Djinn: 20)
De naam en komaf van de Profeet (vrede zij met hem)
De Profeet (vrede zij met hem) zei: “Ik bezit vijf namen: Ik ben Mohammed, ik ben Ahmed, ik ben al-Maahie (wegveger, uitwisser), waarmee Allah Koefr (ongeloof) uitwist, ik ben al-Haashir (verzamelaar) die de mensen voorgaat op weg naar hun verzamelplaats, en ik ben al-cAaqib (de afsluiter), na wie geen andere profeet komt.”[1](al-Boecharie en Moeslim)
Ook zei de Profeet (vrede zij met hem): “Ik ben Mohammed, ik ben Ahmed, ik ben al-Moqaffah (de laaste der profeten), ik ben de Profeet van het berouw en ik ben de Profeet van de genade.” (Moeslim)
Verder zei de Profeet (vrede zij met hem): “Bevreemdt het jullie niet hoe ik in bescherming wordt genomen door Allah tegen het gescheld van Qoeraysh en hun vervloeking? Zij schelden Modhammamen uit, vervloeken Modhammamen, terwijl ik Mohammed ben.”[2] (al-Boecharie)
Daarnaast zei de Profeet: “Geeft jullie zelf mijn naam, maar gebruikt niet mijn roepnaam, want slechts ik ben Qaasim omdat ik onder jullie verdeel.”[3] (Moeslim)
De Profeet (vrede zij met hem), alsof je hem ziet
“De Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) had het mooiste gezicht en uiterlijk van iedereen. Hij was niet al te lang en niet al te kort.” (al-Boecharie en Moeslim)
“De Profeet (vrede zij met hem) had een witte huidskleur en een mooi gezicht.” (Moeslim)
De Profeet (vrede zij met hem) was Marboec (niet al te lang en niet al te kort), breed tussen de schouders[4], had een zware baard en een natuurlijke rode (blos) op het gezicht. Zijn haar reikte tot aan zijn oorlellen. Ik zag hem (een keer) in rode kleding, nimmer heb ik iemand gezien die mooier dan hij was.” (al-Boecharie)
Rabiah ibnoe Abi Abd ir-Rahmaan zei: “Ik hoorde Anas ibnoe Maalik een beschrijving geven van de Profeet (vrede zij met hem), zeggende: ,,Hij was qua lengte Rabcah, niet te lang en niet te kort, wit van kleur met een vleugje rood, niet vel wit maar ook niet al te donker, niet kroesharig en ook niet stijl van haar, hij ontving de openbaring op zijn veertigste, tien jaar verbleef hij in Mekkah terwijl de openbaring op hem nederdaalde, en tien jaar (daarna) verbleef hij in al-Madinah, en toen hij overleed bevonden zich in zijn hoofd- en baardharen niet meer dan twintig grijze haren.” (al-Boecharie)
“Zijn gezicht was net als de zon en de maan en was rond.” (Moeslim)
Djaabir Ibnoe Samoerah zei: “Ik zag de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) op een avond waarin de maan helder scheen. Ik keek steeds naar de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) en naar de maan, terwijl hij rode kleding droeg, en naar mijn mening was hij mooier dan de maan.”
(at-Thirmidhi, Al-Haakim)
De verheven positie van de Profeet (vrede zij met hem)
(en de voordelen die Hij geniet ten opzichte van anderen)
Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“O Profeet, voorwaar, Wij hebben jou gezonden als een getuige en als een brenger van verheugende tijdingen en als een waarschuwer. En als een oproeper tot Allah, met Zijn toestemming en als een verlichtende lamp. En verkondig de gelovigen de verheugende tijdingen: dat er voor hen een grote gunst is van Allah.” (Soerat al-Ahzaab: 45-47)
Ook zegt Allah (interpretatie van de betekenis):
“Mohammed is niet de vader van één van jullie mannen, maar hij is de Boodschapper van Allah en de Laatste der Profeten. En Allah is Alwetend over alle zaken.” (Soerat al-Ahzaab: 40)
Verder zei de Profeet (vrede zij met hem): “Ik ben van alle profeten, de Profeet die de meeste volgelingen zal hebben op de Dag des Oordeels en ik ben de eerste die aan de poort van Het Paradijs zal kloppen.” (Moeslim)
Ook zei de Profeet (vrede zij met hem): “Ik ben de eerste bemiddelaar in Het Paradijs, en geen van de profeten werd geloofd zoals ik geloofd werd, en er is (zelfs) een profeet die slechts door één man werd geloofd.” (Moeslim)
Ook zei hij: “Ik heb mijn Heer om drie zaken gevraagd. Hij heeft mij twee ervan gegeven en stond mij één niet toe. Ik vroeg Mijn Heer om mijn gemeenschap niet door droogte te vernietigen, dit heeft Hij mij gegeven. En ik vroeg Hem mijn gemeenschap niet door verdrinking te vernietigen en dit heeft Hij mij gegeven en ik vroeg Hem om hen van onderlinge verdeeldheid te behoeden en dit weigerde Hij mij.” (Moeslim)
Anas zei: “En wat de Profeet (vrede zij met hem) betreft, zijn oog slaapt maar zijn hart niet.”
(al-Boecharie)
Ook zei de Profeet (vrede zij met hem): “Ik ben bevoorrecht boven de andere profeten met zes zaken: Mij is Het allesomvattende woord[5] gegeven en ik word bijgestaan door angst die een maand van tevoren (in de harten van mijn vijanden wordt ingeboezemd) en het is toegestaan voor mij om de oorlogsbuit te vorderen[6] en de grond dient voor mij als gebedsplaats en reinigingsmiddel[7] en ik ben naar alle mensen gestuurd[8] en ik ben de laatste der profeten.”[9] (Moeslim)
Ook zei de Profeet (vrede zij met hem): ,,Waarlijk, ik en de profeten voor mij zijn te vergelijken met een bouwwerk dat door een man gebouwd wordt, een mooi aanzien wordt gegeven, behalve de plaats van één hoeksteen die leeg is blijven staan. De mensen die dit gebouw kwamen bezichtigen, vonden het ontzettend mooi, maar zeiden steeds: “was die laatste hoeksteen maar ook geplaatst?” Toen zei de Profeet (vrede zij met hem): ,,Ik ben die laatste steen en ik ben de laatste der profeten.”[10] (al-Boecharie)
Het teken van Mohammed’s Profeetschap[11] Saa’ib Ibnoe Yazied zei: ,,Mijn tante nam mij naar de Profeet (vrede zij met hem) en zei tegen hem: ,,O Boodschapper van Allah, waarlijk, mijn neefje heeft pijn aan zijn voeten.” Toen veegde de profeet (vrede zij met hem) over mijn hoofd en vroeg Allah om mij te zegenen. Vervolgens verrichtte hij de kleine wassing, waarna ik uit zijn woedoe-water dronk. Daarna ben ik achter de Profeet (vrede zij met hem) gaan staan en keek naar het teken van Profeetschap tussen zijn schouders, dat gelijkenis vertoonde met het ei van een duif.” (al-Boecharie)[12] De heerlijkheid van de geur van de Profeet (vrede zij met hem)
Anas zei: “Ik heb nog nooit brokaat of zijde aangeraakt die zachter is dan de hand van de Profeet (vrede zij met hem). En nog nooit heb iets geroken dat heerlijker is dan de geur van de Profeet (vrede zij met hem).” (al-Boecharie en Moeslim)
Ook zei Anas: “Op een dag kwam de Profeet (vrede zij met hem) ons huis binnenstappen en hij deed bij ons een middagdutje. Mijn moeder kwam toen aanzetten met een flesje en zij ving het zweet van de Profeet (vrede zij met hem) op in dit flesje. (toen zij daarmee bezig was) werd de Profeet (vrede zij met hem) wakker en hij zei: “O Oem Soelaym, wat ben je aan het doen?” Toen zei mijn moeder: “Wij gebruiken jouw zweet als parfum, het is namelijk het meest welriekende parfum die er is.” (Moeslim)
De slaap van de profeet (vrede zij met hem)
Als de Profeet (vrede zij met hem) iedere nacht naar bed ging spuwde hij in zijn handen en reciteerde hij “Qoel Hoewa-Lahoe Ahad” en “Qoel Acoedhoe Bi Rabil-Falaq” en “Qoel Acoedhoe Bi Rabin-Naas” vervolgens veegde hij met zijn handen over zijn lichaam, in zoverre hij hiertoe in staat was. Hij begon daarbij met zijn hoofd. Daarna de rest van zijn lichaam. Hij deed dit tot drie keer toe.”
(al-Boecharie en Moeslim)
“Het bed waarop de Profeet (vrede zij met hem) sliep was van leer gemaakt en gevuld van binnen met vezel.” (Moeslim)
De proviand van de Profeet (vrede zij met hem)
cAa´ishah zei: “Aan ons, de familie van Mohammed, ging soms een hele maand voorbij zonder één keer het vuur aan te steken. Ons enige proviand was dadels en water. Wel hadden wij buren van de Ansaar die zo nu en dan kamelenmelk naar de Profeet (vrede zij met hem) stuurde.”
(al-Boecharie en moeslim)
Omar ibnoel Khataab zei: “Ik zag de Profeet (vrede zij met hem) vergaan van de honger. Hij had niet eens Diql[13] om zijn honger mee te stillen.” (Moeslim)
Het gehuil van de Profeet (vrede zij met hem)
De Profeet (vrede zij met hem) liep samen met een aantal metgezellen binnen bij zijn zoon Ibraahiem terwijl hij bij zijn zoogmoeder (voedster) was. En hij nam hem in zijn armen, kuste hem en rook aan hem. Toen de metgezellen binnenliepen blies Ibraahiem zijn laatste adem uit en zij zagen hoe de ogen van de Profeet (vrede zij met hem) begonnen te tranen. Toen zei Abd ur-Rahmaan ibnoe Auf tegen de Profeet (vrede zij met hem): ,,Ook jij laat de tranen stromen, O boodschapper van Allah.” Waarna de Profeet (vrede zij met hem) zei: ,,Dit is een vorm van genade… Waarlijk, het oog traant en het hart treurt, maar wij zeggen slechts datgene wat onze Heer behaagt. En wij zijn waarlijk verdrietig vanwege het feit dat je ons verlaat, O Ibraahiem…”[14(al-Boecharie en Moeslim)
Het zien van de Profeet (vrede zij met hem) in een droom
De Profeet (vrede zij met hem) heeft gezegd: “Wie mij in een droom heeft gezien, heeft mij daadwerkelijk gezien, want de shaytaan is niet in staat om mijn gedaante aan te nemen.”[15] (al-Boecharie)
[1] “Ik bezit vijf namen.” Ibnoe Hadjar zegt in Fath al-Baari dat de Profeet (vrede zij met hem) hiermee bedoelde te zeggen dat niemand vóór hem deze namen kreeg. Wel noemde een aantal Arabieren hun kinderen Mohammed nadat zij vernomen hadden van waarzeggers dat er een Profeet zou verschijnen met de naam Mohammed, in de hoop dat hun kind die éne profeet zou zijn.
“Ik ben al-Maahie (wegveger, uitwisser), waarmee Allah Koefr (ongeloof) uitwist.” Met de komst van Mohammed werd het ongeloof in het Arabische schiereiland beetje bij beetje verdrongen en dus daarmee ook uitgewist. Dit zal zich voortzetten totdat aan de komst van cIessa ibnoe Mariam (vrede zij met hem) die geen ander geloof in zijn tijd dan de Islam zal aanvaarden.
“Ik ben al-Haashir (verzamelaar) die de mensen voorgaat op weg naar hun verzamelplaatst.” Ibnoe Hadjar zegt: “Omdat de Profeet (vrede zij met hem) de laatste profeet is, en zijn gemeenschap de laatste gemeenschap is, werd hij ‘de verzamelaar’ genoemd en omdat hij opgevolgd zal worden door de Verzameling (van de Dag des Oordeels).”
Ook is gezegd dat de reden waarom de Profeet (vrede zij met hem) ‘de verzamelaar’ werd genoemd, is omdat hij de eerste zal zijn die opgewekt zal worden op de Dag van de Verzameling.
[2] “Modhammamen” Omdat Qoeraysh ontzettend veel haat en wrok koesterde richting de Profeet (vrede zij met hem), noemde zij hem niet bij zijn naam “Mohammed (prijzenswaardige)” maar noemden zij hem daarentegen ‘Modhammamen’. Dit woord is het tegenovergestelde van Mohammed en betekent “de afkeurenswaardige”. Dus Qoeraysh schold altijd Modhammamen uit, terwijl de naam van de Profeet (vrede zij met hem) Mohammed heet.[3] Dit wetsoordeel is later opgeheven en het is wel degelijk toegestaan om de roepnaam ‘Aboe al-Qaasim’ te krijgen. Dit volgens de methodologie van Maalik en de meerderheid van de geleerden. En velen van de Salaf (vrome voorgangers) noemde zichzelf dan ook Aboe al-Qaasim.[4] Dit is een teken van kracht, eerbiedwaardigheid en volwassenheid.[5] De Profeet (vrede zij met hem) kon aan de hand van weinig woorden heel veel zeggen.[6] Voor de komst van de Profeet (vrede zij met hem) werd de oorlogsbuit verzameld, waarna een vuur uit de hemel kwam die alles verteerde.[7] Waar men zich ook bevindt, kan hij het gebed verrichten als de gebedstijd aanbreekt. Hij kan zelfs van de grond gebruikmaken om Tayamoem te verrichten als hij geen water kan vinden.[8] Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“O, jullie, mensen, voorwaar, ik ben de Boodschapper van Allah voor jullie allen.” (Soerat al-Araaf: 158)
[9] Als de Profeet Mohammed (vrede zij met hem) de laatste der profeten is, dan is hij ook de laatste der Boodschappers, want iedere Boodschapper is een Profeet.”[10] Uit deze overlevering valt op te maken dat Mohammed (vrede zij met hem) de laatste der profeten is. Hij is bevoorrecht boven de andere profeten en zijn geloof is een voltooiing van het voorafgaande.
In de Bijbel vinden wij teksten die gelijkenis tonen met deze overlevering van al-Boecharie. Zo zegt David (vrede zij met hem): “De steen die de bouwlieden hebben verworpen is het hoofd van de hoek geworden.” (Psalm 118: 22-23)
Sommigen Christenen, wanneer zij geconfronteerd worden met deze tekst, zeggen zij dat deze woorden op Jezus (vrede zij met hem) slaan. Dit had gekund, ware het niet voor het feit dat Jezus (vrede zij met hem) het volgende zei tegen de zonen van Israël: “Hebt Gij nooit in de Schriften gelezen: ,,De steen die de bouwlieden hebben verworpen, is juist de hoofdhoeksteen geworden. Vanwege God is dit geschied en het is wonderbaarlijk in onze ogen?” Daarom zeg ik U: ,,Het Koninkrijk Gods zal van U worden weggenomen en aan een natie worden gegeven die de vruchten daarvan voortbrengt.” (Mattheus 21: 42-43)
En deze hoeksteen waarnaar Jezus (vrede zij met hem) verwijst is Mohammed (vrede zij met hem), want Jezus (vrede zij met hem) geeft te kennen dat Het Koninkrijk Gods van het nageslacht van Israël ontnomen zal worden en aan een andere natie, namelijk die van de Arabieren, gegeven zal worden. Vandaar zei Jezus (vrede zij met hem) tegen een vrouw nadat zij zei: “Heer, ik zie dat gij een profeet zijt. Onze vaderen baden op dezen berg God aan, en gij, Joden, zegt dat Jeruzalem de plaats is waar men Hem aanbidden moet. Jezus zeide tot haar: ,,Vrouw, geloof mij, de ure komt waarin gij noch op dezen berg noch te Jeruzalem den Vader zult aanbidden.” (Johannes 4: 19-21)
Deze tekst geeft aan dat er een nieuw geloof zat aan te komen en dat de richting van de Qiblah van de profeten van Jeruzalem naar Mekkah zou veranderen.
[11] Mohammed (vrede zij met hem) is de laatste der profeten, zijn Boodschap is de laatste der boodschappen en is van kracht op iedere plaats, gemeenschap en tijd. Aangezien zijn Boodschap de laatste is, heeft Allah ervoor gezorgd dat het leven van deze Boodschapper nauwkeurig werd geregistreerd. Nog nooit is het leven van één van de voorgaande profeten zo nauwkeurig vastgelegd. Ook niet het leven van Jezus (vrede zij met hem), zoals de Britse dominee Charles Anderson in één van zijn artikelen schrijft: “Wij zouden moeten accepteren dat het niet mogelijk is om een biografie van Jezus te schrijven, want wij hebben hier gewoonweg niet voldoende informatie voor. Wij bezitten slechts informatie over hoogstens vijftig dagen uit het leven van Jezus.”
Terwijl als je kijkt naar het leven van de Profeet (vrede zij met hem) van de Islam, dan vind je een enorm aantal naslagwerken:
1. Boeken van Sierah (Biografie) waarin het leven van de Profeet (vrede zij met hem) geregistreerd staat.
2. Boeken van al-Maghaazi waarin de slagvelden van de Profeet (vrede zij met hem) geregistreerd staat.
3. Boeken van Shamaa’il waarin de uiterlijke en innerlijke kenmerken van de Profeet (vrede zij met hem) geregistreerd staat.
4. Boeken van al-Khasaa’is waarin de specifieke kenmerken van de Profeet (vrede zij met hem) geregistreerd staan.
5. Boeken van Adhkaar waarin de lofprijzingen van de Profeet (vrede zij met hem) geregistreerd staan.
De aandacht en de belangstelling die de biografie van de Profeet (vrede zij met hem) geniet, getuigt van het feit dat Mohammed de laatste der Boodschappers is.
Tot slot wil ik zeggen dat geen van de profeten voor Mohammed naar alle mensen werd gestuurd. En wat betreft Jezus (vrede zij met hem), ook hij is slechts naar zijn volk, het nageslacht van Israël, gestuurd. Dit wordt door de Bijbel zelf bevestigd, want toen een vrouw uit Kanaän naar Jezus (vrede zij met hem) kwam om haar bezeten dochter door hem te laten helpen, wilde hij haar niet helpen en zei hij: “Ik ben niet gezonden dan tot de verloren schapen van het huis Israëls.” (Matheus: 15:24)
En toen de apostelen bij hem aandrongen, zei hij: “Het past niet het brood der kinderen te nemen en aan de honden toe te werpen.” (Mattheus:15:26)
[12] Aan da hand van dit teken konden de lieden van het boek de Profeet (vrede zij met hem) herkennen. In Sahih Moeslim staat vermeld dat dit teken dichter bij zijn linkerschouder zat. Dit teken lijkt op een uitstekende rode vleesklompje zoals al-Qoertobie heeft gezegd.[13] Dadel van slechte kwaliteit.[14] Ui deze overlevering kunnen wij opmaken dat het toegestaan is om te huilen om iemands dood, zolang dit niet gepaard gaat met geschreeuw, haartrekken, luid gehuil en verkeerde uitspraken. Ook zegt de Profeet (vrede zij met hem), dat huilen een vorm van genade is.[15] Uit deze overlevering kunnen opmaken dat het mogelijk is dat iemand de Profeet (vrede zij met hem) in zijn droom ziet. Wel moet deze verschijning van de Profeet (vrede zij met hem) overeenkomen met de kenmerken die vermeld staan in de correcte overleveringen. Daarom zei al-Manawi in zijn uitleg van deze overlevering: “De Profeet (vrede zij met hem) moet in zijn ware verschijning gezien worden, zoals deze vermeld staat in de correcte overleveringen. Wordt de Profeet (vrede zij met hem) gezien in een andere verschijning, een verschijning die langer of korter is of donkerder van kleur dan heeft die persoon de Profeet (vrede zij met hem) niet gezien.”
Binnen een aantal soefi-stromingen wordt zelfs beweerd dat de mogelijkheid bestaat dat iemand de Profeet (vrede zij met hem) ziet terwijl hij wakker is. Dit heeft Ibnoe Hadjar weerlegd door het volgende te zeggen: “Als dit waar zal zijn, dan zouden diegenen die de profeet in een staat van wakker-zijn hebben gezien ook metgezellen zijn en dit is iets wat geen van de moslims durft te beweren.”
In sommige soefi-boeken staat dat een persoon (Shaadhli) , die vijf eeuwen later dan de Profeet (vrede zij met hem) heeft geleefd, zegt: “Ik heb van de Profeet (vrede zij met hem) vernomen.” En als je hen hierover vraagt, dan zeggen ze: “Hij heeft de Profeet (vrede zij met hem) gesproken in een staat van wakker-zijn.” Iets wat zelfs de metgezellen niet ten dele is gevallen. Nooit heeft Omar of Aboe Bakr de eer gehad om de Profeet (vrede zij met hem) in een staat van wakker-zijn te zien. Dit is absoluut onmogelijk, want Allah zegt over de overledenen:
“En voor hen is er een scheiding tot de Dag waarop zij opgewekt worden.”
(Soerat al-Moe’minoen: 100)
Stel je voor dat iemand meent dat hij de Profeet (vrede zij met hem) in zijn droom waarin hem opgedragen wordt iets te doen of te laten, wat moet hij doen in dit geval? De geleerden zijn het er over eens dat uit een droom geen Islamitische wetten ontleend kunnen worden.
MOESCAB IBNOE OEMAYR
Personalia
Zijn naam : Moesab ibnoe Oemayr al-Qoerayshiy
Zijn vader :Oemayr ibnoe Haashim al-Qoerayshiy
Zijn moeder : Khoenaas bintoe Maalik
Zijn broers en zussen : Aboe Aziez, Aboe Roem en Hind
Zijn vrouw : Hamnah bintoe Djahsh
Zijn leven voor de Islam
De meest welriekende persoon die leefde in Mekka. Ook droeg hij de meest exclusieve kleding. Hij werd zeer verwend en in het bijzonder door zijn moeder. Hij had zowel een mooi uiterlijk als een mooi innerlijk. Vandaar dat hij de bijnaam Moesab ‘van het goede’ kreeg. Het eten werd naast zijn bed geserveerd terwijl hij nog sliep en hij zou niet tijdens zijn slaap gestoord mogen worden. De mooiste en rijkste vrouwen van Mekka wensten met hem te trouwen.
Zijn bekering tot de Islam
Hij bekeerde zich in het geheim tot de Islam in het huis van al-Arqam en een lange tijd verstreek zonder dat iemand op de hoogte was van zijn bekering. Totdat Othmaan ibnoe Talhah hiervan op de hoogte kwam en zijn moeder hierover informeerde. Zij sloot hem vervolgens op maar hij wist uiteindelijk te ontsnappen. Hierna emigreerde hij naar Abbysinië om na een tijdje weer terug te keren naar Mekka. Zijn moeder probeerde hem wederom gevangen te nemen. Waarop hij zweerde iedereen te doden die zou helpen met het gevangennemen van hem. Zij besloot toen maar om hem met rust te laten ook al deed dit haar veel verdriet. Hij trachtte zijn moeder tot de Islam te bekeren, maar dit weigerde zij. Later stuurde de Profeet (vrede zij met hem) hem naar Medina met als doel de mensen daar te onderwijzen en uit te nodigen naar de Islam totdat de Profeet (vrede zij met hem) zelf naar Medina zou emigreren.
Degenen die mede door zijn toedoen zijn bekeerd tot de Islam
De volgende vooraanstaanden van Medina zijn mede door zijn toedoen bekeerd tot de Islam:
Saad ibnoe Moeaad
Oesayd ibnoe Hadhier
De veldslagen waaraan hij heeft deelgenomen
1. De slag van Badr
2. De slag van Oehoed
Tijdens deze laatste veldslag was hij de vlaggendrager en vond hij de martelaarsdood.
Uitspraken die over hem zijn gedaan
Abd ur-Rahmaan ibnoe Auwf was eens aan het vasten toen hem eten werd gebracht. Hierop zei hij: “Moesab ibnoe Oemayr die beter was dan ik werd, na zijn martelaarsdood bedekt door een gewaad. Als hiermee zijn hoofd werd bedekt raakten zijn voeten ontbloot en als zijn voeten werden bedekt raakte zijn hoofd ontbloot. Daarna heeft Allah ons begunstigd met allerlei wereldse geschenken en waarlijk, ik vrees dat de beloning voor onze goede daden naar voren is gehaald.” Hierna begon hij te huilen en liet hij zijn eten staan. (al-Boechari)
Khabbaab ibnoe al-Arat overlevert: “Wij emigreerden samen met de Boodschapper van Allah, hiermee het Aangezicht van Allah wensende en uitgaande van zijn beloning. Onder ons is er een aantal dat heen is gegaan zonder maar iets van hun beloning te hebben gezien, waaronder Moesab ibnoe Oemayr. Hij werd gedood op de dag van Oehoed zonder maar iets achter te laten, behalve een gewaad. Wanneer wij daarmee zijn hoofd wilden bedekken, ontblootten zijn voeten en als wij zijn voeten wilden bedekken ontblootte zijn hoofd. Hierop zei de Profeet (vrede zij met hem): ,,Bedekt zijn gezicht ermee en plaatst over zijn voeten Idghir (een plantensoort).” Boechari)
Saad ibn Abi Waqqas overlevert: “Wij waren een verzameling mensen die samen met de Boodschapper van Allah door moeilijkheden werden getroffen in Mekka. Desondanks hielden wij stand. In die tijd zag ik hoe Moesab ibnoe cOemayr, die de meest begunstigde jongeling van Mekka was en zich tooide met de meest sierlijke kleding, na zijn bekering tot de Islam moeilijke tijden moest doorstaan. In zo een mate dat ik zelfs zag hoe zijn huid begon samen te trekken, zoals bij een slang gebeurt.”
De nalatenschap van Moesab ibnoe Oemayr
Moesab ibnoe Oemayr verliet deze wereld met de volgende boodschap:
Wie in de veronderstelling is dat geld gelukkig maakt heeft het verkeerd.
Wie in de veronderstelling is dat aanzien gelukkig maakt heeft het verkeerd.
Wie in de veronderstelling is dat een goede komaf gelukkig maakt heeft het verkeerd.
Wie werkelijke geluk wilt hebben dient dit te zoeken in het gehoorzamen van Allah, de Verhevene en:
“Wie glorie wenst: aan Allah behoort alle Glorie.” (Soerat Faatir: 10)
MOEAADH IBNOE DJABAL
De Profeet (vrede zij met hem) zei over Moeaadh ibnoe Djabal: “Waarlijk, wanneer de mensen van kennis voor hun Heer, de Almachtige, de Sublieme zullen staan, zal Moeaadh een stap voor hen staan.” (Sahieh, Ibn Saad, Aboe Noeaym, at-Tabaraani)
De Profeet zei over Moeaadh: “De meest geleerde onder hen (mijn Oemmah) met betrekking tot de toegestane en verboden zaken is Moeaadh ibnoe Djabal.”
(at-Tirmidhi, Ibn Maadjah en correct bevonden door al-Albaani)
Ibn Taymiyyah schrijft in al-Wasiyyah: “Een reden voor Moeaadh’s voortreffelijkheid ligt hem in het feit dat de Profeet (vrede zij met hem) hem naar de mensen van Jemen heeft gestuurd als zijn boodschapper, oproeper, leraar die het geloof onderricht, gever van juridische adviezen en als rechter.”
Dit is Moeaadh tegen wie de Profeet (vrede zij met hem) zei: “Moeaadh, bij Allah, ik houd waarlijk van jou.” (Aboe Daawoed, an-Nisaa’i)
Aboe Noeaym overleverde een aantal uitspraken van Moeaadh over de verheven positie van kennis waaronder de volgende uitspraken:
“Kennis is een troostende vriend in tijden van eenzaamheid. Het is de beste metgezel gedurende het reizen, en het is de innerlijke vriend die tot je spreekt in tijden dat je alleen bent. Kennis is het opmerkzame bewijs van wat goed is en wat verkeerd is, en het is de positieve macht die je zal helpen in het overwinnen van de beproevingen. Kennis is je meest machtige zwaard tegen je vijand. En tenslotte, is het je meest sierlijke gewaad in het gezelschap van je nabije metgezellen.
“Door middel van kennis verhoogt Allah, de Geprezene, sommigen in rang. En Hij maakt van hen voorgangers in rechtschapenheid en voorbeelden van moraal. Hun manier van kennis opdoen over het geloof is gretig nagevolgd. Hun daden zijn aandachtig geëvenaard en mensen zullen verlangend en ondubbelzinnig naar hun meningen zoeken. De engelen zoeken hun gezelschap op en omslaan hen met hun vleugels. Iedere jeugdige of verwelkte leven waaraan zij voorbij komen, zal Allah, de Almachtige, verzoeken om hen te vergeven van hun zonden, zelfs de vissen in de oceanen, de dieren op het land en iedere vogel bidt en smeekt voor hen. Dit omdat kennis de dode harten doet herleven en hen uit de duisternis leidt naar het licht, en omdat kennis het licht van de innerlijke ogen voorstelt dat iemands blindheid geneest en zijn innerlijke zicht herstelt.”
DE VERHEVEN POSITIE VAN OTHMAAN IBNOE AFFAAN
Aboe Moesaa overlevert dat de Profeet (vrede zij met hem) een tuin binnenging en mij opdracht gaf om de wacht te houden bij de poort ervan. Toen kwam er een man aan en vroeg toestemming om binnen te komen. Waarop hij (vrede zij met hem) antwoordde: “Laat hem binnenkomen en geef hem de blijde tijding dat hij het Paradijs zal binnentreden.” Het bleek Aboe Bakr te zijn. Toen kwam er een ander aan en vroeg (ook) toestemming om binnen te komen. Waarop hij (vrede zij met hem) antwoordde: “Laat hem binnenkomen en geef hem de blijde tijding dat hij het Paradijs zal binnentreden.” Het bleek Omar te zijn. Toen kwam er (weer) een ander aan en vroeg toestemming om binnen te komen. Waarop hij (vrede zij met hem) even zweeg en zei: “Laat hem binnenkomen en geef hem de blijde tijding dat hij het Paradijs zal binnentreden nadat hij getroffen zal worden door een beproeving.” Het bleek Othmaan ibn Affaan te zijn. (al-Boechari)
Ibnoe Mawhab overlevert dat een man uit Egypte de bedevaart kwam verrichten. Toen hij een groepje mensen zag zitten vroeg hij: “Wie zijn die mensen?” Er werd geantwoord: “Het zijn Qoeraysh.” Hierna vroeg hij: “Wie is die oude man tussen hen?” Zij antwoordden: “Dat is Abd Allah ibnoe Omar.” Hij riep: “O Ibn Omar, ik zal je een vraag stellen waarop ik een antwoord wil. Wist jij dat Othmaan ibn Affaan weg was gevlucht op de dag van Oehoed?” Hij antwoordde: “Ja!” Hij zei: “Wist je dat hij niet aanwezig was bij(de slag van) Badr?” Hij antwoordde: “Ja!” De man zei: “Wist je dat hij niet aanwezig was bij de eed van trouw (die afgelegd werd onder de boom) van Ridwaan?” Hij antwoordde: “Ja!” Hij (de man) riep toen uit: “Allaahoe Akbar.” Ibn cOmar zei: “Kom eens hier dan zal ik jou de zaken duidelijk maken. Wat betreft het vluchten op de dag van Oehoed: ik getuig dat Allah hem dit heeft vergeven en dit van hem heeft uitgewist. Wat betreft zijn afwezigheid tijdens Badr: dit was omdat hij getrouwd was met de dochter van de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) en zij destijds ziek was. De Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) zei toen tegen hem: “Jouw komt dezelfde beloning toe als degene die Badr heeft bijgewoond en ook zal jij deelnemen in de oorlogsbuit (blijf bij je vrouw). En wat betreft zijn afwezigheid bij de eed van trouw (die afgelegd werd onder de boom) van Ridwaan: als er iemand was die meer aanzien had binnen Mekka dan had hij (vrede zij met hem) hem in zijn plaats gestuurd. (Maar omdat er niet zo een persoon was)stuurde de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) Othmaan. En de eed van trouw (onder de boom) van Ridwaan vond pas plaats nadat Othmaan was vertrokken naar Mekka. De Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) wees toen naar zijn rechterhand en zei: “Dit is de hand van Othmaan en sloeg daarmee op zijn andere hand en zei: “Deze is voor Othmaan.” Ibn cOmar zei toen (tegen de man): “En nu mag je hiermee (deze informatie) vertrekken.” (al-Boechari)
Anas overlevert: “De Profeet (vrede zij met hem) beklom de berg Oehoed samen met Aboe Bakr, Omar en Othmaan. Waarna hij (Oehoed) begon te schudden. Hierop zei hij (vrede zij met hem): ,,Houdt je gedeisd, Oehoed -ik denk dat hij zelfs met zijn voet erop stampte-. Want niemand minder dan een Profeet, een Siddieq (waarheidsgetrouwe) en twee martelaren staan op jou.” (al-Boechari)
DE BEKERING VAN ABOE DHARR AL-GHIFAARI
IbnAbbas overlevert: “Toen Aboe Dharr op de hoogte werd gebracht van de komst van de Profeet (vrede zij met hem) zei hij tegen zijn broer: ,,Ga naar dat vallei (van Mekka) en breng mij informatie over deze man die beweert een profeet te zijn en (beweert) de openbaring te ontvangen vanuit de hemel en luister naar hem en keer vervolgens naar mij terug.” Hierop vertrok de broer totdat hij de Profeet (vrede zij met hem) bereikte en naar zijn woorden luisterde. Hij keerde vervolgens terug naar Aboe Dharr en vertelde hem: ,,Ik zag hem (de mensen) aansporen tot goed gedrag en zijn woorden hadden niets weg van dichtkunst.” Hij (Aboe Dharr) zei: ,,Jij hebt mij niet kunnen bevredigen met betrekking tot wat ik wilde weten.”
Hierop maakte hij zich klaar en pakte een oude lederen zak met daarin water (en vertrok) totdat hij aankwam in Mekka. Hij kwam naar de moskee op zoek naar de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) terwijl hij hem niet kende, maar wilde niet naar hem vragen. Toen het nacht werd en hij ging liggen, zag Ali hem en wist dat hij een vreemdeling was en nam hem mee (naar huis). Geen van beiden vroeg de ander iets, totdat het ochtend werd. Hij (Aboe Dharr) stond op en pakte zijn proviand en zijn waterzak en vertrok naar de moskee. Hij bracht de dag door zonder de Profeet (vrede zij met hem) te hebben gezien, totdat de nacht viel. Hij keerde vervolgens naar zijn slaapplaats.
Toen Ali langs kwam, zei hij: ,,Heeft de man nog steeds geen slaapplaats gevonden?” Hierop liet hij hem opstaan en nam hem mee. Geen van beiden vroeg (wederom) de ander iets. Op de derde dag deed Ali hetzelfde en nam hem weer mee. Hij zei toen: ,,Wil je mij niet vertellen waarvoor je bent gekomen?” Hij (Aboe Dharr) zei: ,,Als je mij de belofte geeft dat je me (naar deze persoon) wijst, dan zal ik het jou vertellen. Hij (Ali) deed dit, waarop hij (Aboe Dharr) hem (over de reden van zijn komst) informeerde. Hij zei: ,,Het is waar en hij is de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem)! Als je morgen wakker wordt, volg mij dan.” Hij (Ali) zei: ,,Als ik dan iets vrees voor jou, doe ik alsof ik water aan het gieten ben (en in een andere overlevering zegt Ali: ,,Doe ik alsof ik mijn sandaal aan het maken ben.”) Als ik vervolgens verder loop, volg mij dan en loop naar binnen waar je mij naar binnen ziet lopen.” Dit deed hij en hij volgde hem totdat hij samen met hem bij de Profeet (vrede zij met hem) binnenkwam.
Hij (Aboe Dharr) luisterde naar zijn (vrede zij met hem) woorden en werd ter plaatse moslim. De Profeet (vrede zij met hem) zei tegen hem: ,,Ga terug naar jouw stam en licht hen in (over mij), totdat jij over mij hoort. Aboe Dharr zei: ,,Bij Degene in Wiens Handen mijn ziel ligt, ik zal (mijn bekering tot de Islam) uitschreeuwen onder hen. Hij vertrok toen totdat hij bij de moskee (de Kabah) aankwam en riep op zijn allerhardst: ,,Ik getuig dat er geen god is dan Allah en dat Mohammed de Boodschapper van Allah is.” De mensen stonden vervolgens op en sloegen hem totdat hij neerviel. Abbas kwam toen aan en wierp zich boven hem, hij zei: ,,O wee jullie! Weten jullie niet dat hij van (de stam) Ghifaar afkomstig is en dat jullie handelsrouten naar as-Shaam (langs Ghifaar) loopt. Hiermee redde hij hem. De volgende dag deed hij weer hetzelfde, waarop zij hem (wederom) sloegen en aanvielen. Abbas wierp zich (wederom) boven hem.”
DE BEKERING VAN ABOE DHARR AL-GHIFAARI
IbnAbbas overlevert: “Toen Aboe Dharr op de hoogte werd gebracht van de komst van de Profeet (vrede zij met hem) zei hij tegen zijn broer: ,,Ga naar dat vallei (van Mekka) en breng mij informatie over deze man die beweert een profeet te zijn en (beweert) de openbaring te ontvangen vanuit de hemel en luister naar hem en keer vervolgens naar mij terug.” Hierop vertrok de broer totdat hij de Profeet (vrede zij met hem) bereikte en naar zijn woorden luisterde. Hij keerde vervolgens terug naar Aboe Dharr en vertelde hem: ,,Ik zag hem (de mensen) aansporen tot goed gedrag en zijn woorden hadden niets weg van dichtkunst.” Hij (Aboe Dharr) zei: ,,Jij hebt mij niet kunnen bevredigen met betrekking tot wat ik wilde weten.”
Hierop maakte hij zich klaar en pakte een oude lederen zak met daarin water (en vertrok) totdat hij aankwam in Mekka. Hij kwam naar de moskee op zoek naar de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) terwijl hij hem niet kende, maar wilde niet naar hem vragen. Toen het nacht werd en hij ging liggen, zag Ali hem en wist dat hij een vreemdeling was en nam hem mee (naar huis). Geen van beiden vroeg de ander iets, totdat het ochtend werd. Hij (Aboe Dharr) stond op en pakte zijn proviand en zijn waterzak en vertrok naar de moskee. Hij bracht de dag door zonder de Profeet (vrede zij met hem) te hebben gezien, totdat de nacht viel. Hij keerde vervolgens naar zijn slaapplaats.
Toen Ali langs kwam, zei hij: ,,Heeft de man nog steeds geen slaapplaats gevonden?” Hierop liet hij hem opstaan en nam hem mee. Geen van beiden vroeg (wederom) de ander iets. Op de derde dag deed Ali hetzelfde en nam hem weer mee. Hij zei toen: ,,Wil je mij niet vertellen waarvoor je bent gekomen?” Hij (Aboe Dharr) zei: ,,Als je mij de belofte geeft dat je me (naar deze persoon) wijst, dan zal ik het jou vertellen. Hij (Ali) deed dit, waarop hij (Aboe Dharr) hem (over de reden van zijn komst) informeerde. Hij zei: ,,Het is waar en hij is de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem)! Als je morgen wakker wordt, volg mij dan.” Hij (Ali) zei: ,,Als ik dan iets vrees voor jou, doe ik alsof ik water aan het gieten ben (en in een andere overlevering zegt Ali: ,,Doe ik alsof ik mijn sandaal aan het maken ben.”) Als ik vervolgens verder loop, volg mij dan en loop naar binnen waar je mij naar binnen ziet lopen.” Dit deed hij en hij volgde hem totdat hij samen met hem bij de Profeet (vrede zij met hem) binnenkwam.
Hij (Aboe Dharr) luisterde naar zijn (vrede zij met hem) woorden en werd ter plaatse moslim. De Profeet (vrede zij met hem) zei tegen hem: ,,Ga terug naar jouw stam en licht hen in (over mij), totdat jij over mij hoort. Aboe Dharr zei: ,,Bij Degene in Wiens Handen mijn ziel ligt, ik zal (mijn bekering tot de Islam) uitschreeuwen onder hen. Hij vertrok toen totdat hij bij de moskee (de Kabah) aankwam en riep op zijn allerhardst: ,,Ik getuig dat er geen god is dan Allah en dat Mohammed de Boodschapper van Allah is.” De mensen stonden vervolgens op en sloegen hem totdat hij neerviel. Abbas kwam toen aan en wierp zich boven hem, hij zei: ,,O wee jullie! Weten jullie niet dat hij van (de stam) Ghifaar afkomstig is en dat jullie handelsrouten naar as-Shaam (langs Ghifaar) loopt. Hiermee redde hij hem. De volgende dag deed hij weer hetzelfde, waarop zij hem (wederom) sloegen en aanvielen. Abbas wierp zich (wederom) boven hem.”
SAAD IBN ABI WAQQAS EN ZIJN ONGELOVIGE MOEDER
Het volgende verhaal toont de mate van toewijding van Saad ibn Abi Waqqas aan de Islam en dient als een belangrijke les voor de moslims.
Saad ibn Abi Waqqas bekeerde zich tot de Islam op een jonge leeftijd. Zijn moeder, met wie hij een zeer goede band had en die hij altijd gehoorzaamde, vond dit heel erg en het deed haar erg veel pijn dat Saad de godsdienst van hun voorvaderen had verlaten. Zij probeerde hem dan ook op alle mogelijke manieren terug te brengen tot het ongeloof. Toen dit alles niet bleek te helpen, keerde zij zich tot haar laatste redmiddel; emotionele chantage. Zij besloot in hongerstaking te gaan en zei dat ze niets zou eten en drinken totdat haar zoon zou terugkeren tot het geloof van hun voorvaderen. Ze zweerde dat zij liever zou sterven dan dat zij zou moeten toezien dat haar zoon een moslim was.
Saad ibn Abi Waqqas was echter onwrikbaar, want het ware geloof was sterk verankerd in zijn hart. Het aanzicht van zijn lijdende moeder deed hem dan ook niet wankelen. Zijn moeder’s gezondheid ging met de dag achteruit. Naarmate de tijd verstreek, stond zij op het punt te sterven vanwege de honger en dorst. Vol vasteberadenheid en moed zei hij tegen haar: “Beste moeder, al zou u honderd levens in uw lichaam hebben en al deze levens zouden voor mijn ogen uw lichaam verlaten, zelfs dan zou ik niet mijn geloof in de Islam opgeven. Het is uw eigen keuze te eten of niet, maar wat mijzelf betreft; ik zal mijn Profeet (vrede zij met hem) niet verlaten.”
Toen zij de mate van standvastigheid en vastberadenheid van haar zoon zag, beëindigde zij haar hongerstaking. De vastberadenheid van Saad ibn Abi Waqqas is voor eeuwig vastgelegd in de volgende vers:
“Maar als zij beiden (jouw ouders) zich inspannen om jou deelgenoten te laten toekennen aan Mij, waarover jij geen kennis hebt. Gehoorzaam hen dan niet, maar ga met hen goed om in dit wereldse leven.” (Soerat Loeqmaan: 15)
ABDE ALLAH IBNOE HATHAAFAH EN DE CEASAR
Dit is het interessante verhaal van de ontmoeting tussen Abd Allah ibnoe Hathaafah en de keizer van Rome. Dit gebeurde tijdens de Kalifaatschap van Omar ibn al-Khattaab.
In het negentiende Hidjrah-jaar stuurde Omar ibn al-Khattaab een leger van moslimstrijders naar het slagveld. Abd Allah ibnoe Hathaafah was één van de soldaten in dit leger. De Romeinse keizer ontving regelmatig nieuws over de vorderingen van dit leger. Hij wist dat de moslims vastberaden en waarachtige mensen waren die bereid waren om hun leven op te offeren voor Allah. Hij vertelde zijn legers, dat als zij een moslim gevangen hadden genomen, zij deze moesten meenemen naar het hof. Het was de Wil van Allah dat Abd Allah ibnoe Hathaafah gevangen werd genomen. Zij brachten hem naar het hof van Ceasar en zeiden: “Wij komen met een gevangene die een metgezel is van de Profeet en die één van de eersten was om de Islam te accepteren.”
Toen Abd Allah ibnoe Hathaafah voor de keizer van Rome werd gebracht, nam de Ceasar hem met een bestuderende blik op en zei: “Ik heb een plan!”
Abd Allah vroeg hem: “En wat is jouw plan?”
De Ceasar zei: “Ik nodig jou uit om je tot het Christendom te bekeren. Als je dit doet, zal ik je vrijlaten en met de gepaste respect behandelen.”
Abd Allah ibnoe Hathaafah antwoordde resoluut en op een manier die geen ruimte voor twijfel open liet: “Dit is absoluut onmogelijk! Ik ben van mening dat het duizend keer beter is om te sterven dan in te gaan op jouw uitnodiging.”
De keizer zei: “Ik vind jou een dappere man. Als je mijn uitnodiging accepteert, ben ik zelfs bereid om de heerschappij over mijn keizerrijk met jou te delen.”
De geketende gevangene lachte en antwoordde: “Bij Allah, je hoeft niet de hoop te hebben dat ik maar voor één moment de Islam de rug zal toekeren, zelfs al zou je mij jouw gehele keizerrijk plus het Arabisch schiereiland geven!”
Hierop werd de keizer woedend en begon te schreeuwen dat hij hem zou doden. Abd Allah ibnoe Hathaafah antwoordde rustig: “Doe maar wat je niet laten kunt.”
De Romeinse keizer gaf het bevel om Abd Allah ibnoe Hathaafah te doden. Hij gaf de opdracht om hem vast te binden en pijlen werden op zijn handen afgeschoten. Hierna nodigde de Ceasear hem nogmaals uit om het Christendom te accepteren, maar weer weigerde Abd Allah vastberaden. Nu beval de keizer dat pijlen op zijn voeten werden afgeschoten. Ook dit bevel werd opgevolgd en weer werd hij uitgenodigd om het Christendom te accepteren. Toen dit allemaal niet hielp, gaf de keizer opdracht dat een grote pan met kokende olie gehaald moest worden en Abd Allah werd losgemaakt. Toen de olie begon te koken, liet de keizer twee andere moslimgevangen brengen. De gevangenen werden bij hem gebracht en de keizer gaf de opdracht om één van hen in de kokende olie te gooien. Op het moment dat de gevangene in de grote pan werd gegooid begon zijn huid los te laten van zijn botten en begon het te bakken.
De keizer keerde zich op dat moment naar Abd Allah ibnoe Hathaafah en zei: “Zelfs nu nog heb je de kans om je te bekeren tot het Christendom.”
Maar hij weigerde en dit keer met nog meer standvastigheid. De Ceasar had geen andere keus dan hem ook in het kokende olie te gooien. Toen Abd Allah in de buurt van de kokende olie werd gebracht liepen zijn ogen vol van tranen. De mannen van Ceasar zagen dit en zeiden tegen de keizer dat de gevangene aan het huilen was. De keizer dacht dat dit kwam vanwege de totale paniek die Abd Allah overkwam.
De Ceasar zei: “Breng hem bij mij.”
Toen Abd Allah ibnoe Hathaafah bij de Ceasar werd gebracht, nodigde hij hem nogmaals uit tot het Christendom, maar Abd Allah ibnoe Hathaafah weigerde ook dit keer weer!
Verrast reageerde de keizer: “Waarom huilde je dan?”
Abd Allah ibnoe Hathaafah zei: “Ik huilde omdat ik spijt had dat ik slechts één leven heb. Ik wenste dat ik duizend levens had die ik voor Allah zou opofferen in die kokende pan van jou.”
De Ceasar stond versteld toen hij dit hoorde en zei: “Goed, ik zal jou vrijlaten als je mijn voorhoofd kust.”
Abd Allah ibnoe Hathaafah vroeg hem: “Zul je ook de andere moslimgevangenen vrijlaten?”
In zijn verslag over de hele gebeurtenis vertelde Abd Allah ibnoe Hathaafah dat hij bij zichzelf dacht: “Deze prijs die ik moet betalen om zoveel gevangen moslims vrij te krijgen is niet te groot.” Hij naderde de Ceasar en kuste hem op zijn voorhoofd.” De keizer hield zich aan zijn woord en liet Abd Allah en de overige gevangenen vrij. Toen Abd Allah ibnoe Hathaafah zijn vrijheid had verkregen, ging hij zo snel als hij kon naar Omar ibn al-Khattaab en vertelde hem alles wat er was gebeurt. Omar ibn al-Khattaab was heel erg blij en zei: “Alle moslims staan in het krijt bij Abd Allah en het is verplicht voor ons allemaal om hem op zijn voorhoofd te kussen. Ik zal de eerste zijn om dit te doen.” Hierna nam hij de voorhoofd van Abd Allah in zijn handen en kuste deze.
DE VERHEVEN POSITIE VAN OMAR IBN AL-KHATTAAB
De Profeet (vrede zij met hem) zei: “Terwijl ik sliep, zag ik de mensen aan mij voorgeleid worden, terwijl zij gewaden droegen. Bij sommigen bereikten ze (de gewaden) de borst en bij sommigen bereikten ze niet eens (de borst). En toen kwam Omar ibn al-Khattaab voorbij met een gewaad die hij (over de grond) meesleepte. Ze (de metgezellen) vroegen: ,, Waar staan (de gewaden) in deze droom voor, o Boodschapper van Allah (vrede zij met hem)?” Hij antwoordde: ,,(Zij staan voor) het geloof!” (al-Boechari en Moeslim)
De Profeet (vrede zij met hem) zei: “(In mijn droom) betrad ik het Paradijs waar ik een huis of een paleis zag. Hierop zei ik: ,,Van wie is dit?” Zij antwoorden: ,,Dit is van Omar ibn al-Khattaab.” Ik wilde daarop naar binnen gaan, maar herinnerde mij toen jouw ghierah (eergevoel). Omar ibn al-Khattaab begon toen te huilen en zei: ,,O Boodschapper van Allah, hoe kan mijn gevoel van eer door u aangetast worden?”
(al-Boechari en Moeslim)
De Boodschapper van Allah (vrede zei met hem) zei: “…Kalmeer jezelf, o Ibn al-Khattaab. Bij degene in Wiens Handen mijn ziel ligt, telkens als de shaitan jouw treft op zijn weg, dan neemt hij (uit angst voor jou) een andere weg.” (al-Boechari en Moeslim)
Ibn Abbas overlevert dat Omar op zijn draagbaar (lijkbaar) werd geplaatst waarna de mensen zich om hem heen verzamelden. Zij verrichtten smeekbeden voor hem voordat hij werd opgetild. En terwijl ik in de menigte stond greep iemand mij ineens bij mijn schouder. (Toen ik mij omkeerde) zag ik dat het Ali ibn Abi Taalib was die Allah om genade vroeg voor Omar. Hij zei: “Er is niemand na jou (Omar) met wiens daden ik Allah het liefst zou willen ontmoeten, dan jouw daden. Bij Allah, ik vermoed dat Allah jou zal plaatsen bij jouw twee vrienden (De Profeet, vrede zij met hem en Aboe Bakr). Ik hoorde de Profeet (vrede zij met hem) vaak zeggen: “Ik en Aboe Bakr en Omar kwamen… Ik en Aboe Bakr en Omar gingen naar binnen… Ik en Aboe Bakr en Omar gingen naar buiten…”
(al-Boechari en Moeslim)
ANAS IBNOE NADHR EN ZIJN BELOFTE
Anas ibnoe Maalik overlevert: “Mijn oom (Anas ibnoe Nadhr), naar wie ik ben vernoemd, vocht niet mee met de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) mee in de slag van Badr. Anas ibnoe Maalik vertelde dat dit hem (zijn oom) zwaar viel, daarom zei hij: ,,de eerst geleverde strijd van de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem), en ik was er niet bij. Mocht Allah het voor mij willen dat ik een volgende strijd zal meemaken met de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem), dan zal ik Allah laten zien wat ik zal doen. Hij beperkte zich tot deze woorden uit angst iets te zeggen wat hij niet zou kunnen waarmaken.
(Anas gaat verder): ,,Hij was aanwezig met de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) tijdens de slag van Oehoed. Hij (Anas ibnoe Maalik) zei: ,, Vervolgens kwam hij Saad ibnoe Moeadh tegen en zei tegen hem: ,,Wat een verrukking, ik ruik de geur van het Paradijs hier op Oehoed. Hij streed vervolgens totdat hij werd gedood. Anas zei: ,, Toen zij hem terugvonden, troffen zij tussen de drieëntachtig en negenentachtig verwondingen aan op zijn lichaam, veroorzaakt door zwaarden, pijlen en speren. Hij zei: ,, Zijn zus, mijn tante Roebayyioeh bintoe Nadhr, zei: ,,Ik kon mijn broer slechts herkennen aan zijn tenen.” Daarop werd de volgende vers geopenbaard:
“Onder de gelovigen zijn er mannen die de belofte die zij aan Allah hebben gedaan zijn nagekomen. Onder hen zijn er degenen wiens wens in vervulling is gegaan (en omwille van Allah zijn gedood) en onder hen zijn er die (hierop) wachten. En zij hebben niets veranderd (in hun belofte)”. (Soerat al-Ahzaab: 23)
De metgezellen waren van mening dat deze vers is geopenbaard naar aanleiding van hem en zijn lotgenoten. (Moeslim)
ABOE HOERAYRAH PRAAT MET DE SHAITAN
De Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) zamelde liefdadigheid in, bestaande uit graan en dadels. Hij verzamelde dit in een graanschuur en liet Aboe Hoerayrah hierover waken. Aboe Hoerayrah vertelt: “Toen ik de eerste nacht waakte onder het maanlicht, kwam er een oude man (die in werkelijkheid de shaitan was) leunend op zijn wandelstok aanlopen en hij droeg een zak bij zich. Hij sprak Aboe Hoerayrah aan, hij zei: “Geef mij van de bezittingen van Allah, ik heb namelijk kinderen en ik ben een oude man.” (in een overlevering van al-Boechari wordt er vermeldt dat hij meteen hiernaar greep, zonder toestemming te vragen) Aboe Hoerayrah hield hem tegen en zei: “Bij Allah! Ik zal de Profeet (vrede zij met hem) hierover inlichten.” Hij zei: “Laat mij gaan.”, en hij begon zijn beklag te doen over zijn situatie, waarop hij (Aboe Hoerayrah) hem liet gaan. In de tweede nacht kwam hij wederom en begon dadels te stelen. Hij werd door Aboe Hoerayrah nogmaals in de kraag gegrepen, en hij liet hem uiteindelijk weer gaan.
Toen het voorgaande zich wederom voordeed in de derde nacht, zei Aboe Hoerayrah: “Bij Allah! Ik zal de Profeet (vrede zij met hem) hierover inlichten.” Hij (de shaitan) zei: “O Aboe Hoerayrah, ik zal je iets leren, wanneer je dit ’s nachts zegt, de shaitan je niet zal naderen?” Hij (Aboe Hoerayrah) zei: “(En) dat is?” Hij zei: “Ayaat-oel Koersie.” (de Troonvers; Soerat al-Baqarah: 255) Aboe Hoerayrah nam dit advies aan, ging naar de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) en zei: “O Boodschapper van Allah er kwam een man naar mij en zus en zo deed zich voor.” Hierop zij de Profeet (vrede zij met hem) met een glimlach op zijn gezicht: “Weet je met wie je drie maal hebt gesproken?” Hij (Aboe Hoerayrah) zei: “Nee!” Hij (de Profeet, vrede zij met hem) zei: “Dat was de shaitan en hij heeft jou de waarheid verteld, terwijl hij een leugenaar is.” Hij heeft jou één keer de waarheid verteld, terwijl hij normaal gesproken altijd leugens vertelt, behalve deze keer.
Wat leert dit verhaal ons
– De moslim accepteert goede raad van iedereen, zelfs als deze van een niet-moslim afkomstig is. Dit omdat de shaitan Aboe Hoerayrah over Ayaat-oel Koersie leerde en hij dit accepteerde, hij zij niet: “Dit komt van de shaitan, dus accepteer ik het niet.”
– De shaitan kan elke gedaante aannemen voor zover Allah dit toestaat.
– Het belang van Ayaat-oel Koersie en het reciteren ervan voor het slapen gaan
DE VERHEVEN POSITIE VAN ABOE BAKR
Ibn Omar overlevert: “In de tijd van de Profeet (vrede zij met hem) spraken wij (regelmatig) over wie de beste onder de mensen waren. Wij kwamen dan (altijd) uit op Aboe Bakr, daarna Omar ibnoe al-Khattaab en daarna Oethmaan ibnoe Affaan, Moge Allah tevreden met hen allen zijn.” (al-Boechari)
Aboe Dardaa’ overlevert: “Ik zat bij de Profeet (vrede zij met hem) toen Aboe Bakr aan kwam lopen met de onderkant van zijn kleding in zijn handen en zijn knieën waren te zien. De Profeet (vrede zij met hem) zei (tegen de metgezellen die bij hem zaten): ,,Jullie vriend (Aboe Bakr) heeft ruzie gehad.” Hij (Aboe Bakr) groette vervolgens en zei: ,,O Boodschapper van Allah, ik had een geschil met Ibnoe al-Khattaab, waardoor ik hem boos heb gemaakt. Daarna had ik er spijt van en vroeg hem om mij te vergeven, maar hij weigerde dit te doen, toen ben ik (maar) naar jou gekomen.
De Profeet (vrede zij met hem) zei driemaal tegen hem: ,,O Aboe Bakr, moge Allah jou vergeven.” Daarna kreeg Omar er spijt van en ging naar het huis van Aboe Bakr en vroeg: ,,Is Aboe Bakr thuis?”, waarop er gezegd werd: ,,Nee!” Hij kwam vervolgens bij de Profeet (vrede zij met hem) aan. Zijn gezicht (van de Profeet, vrede zij met hem) werd rood van woede (toen hij Omar zag), totdat Aboe Bakr medelijden kreeg (met Omar) en door zijn knieën zakte en vervolgens tweemaal zei: ,,O Boodschapper van Allah, bij Allah! Ik heb hem het meeste onrecht aangedaan.” De Profeet (vrede zij met hem) zei toen: ,,Allah heeft mij naar jullie gezonden en jullie zeiden (toen): ,,Je liegt.”, terwijl Aboe Bakr zei: ,,Hij (Mohammad) spreekt de waarheid.” en hij stelde zichzelf en zijn gehele bezit in dienst van mij. Zullen jullie mijn vriend dan niet met rust laten (Hij zei dit twee maal)?” Hij (Aboe Bakr) werd daarna nooit meer lastig gevallen.” (al-Boechari)
Djoebair ibnoe Moetiem overlevert: “Er kwam een vrouw bij de Profeet (vrede zij met hem), waarna hij haar opdroeg om (op een andere dag) terug te komen. Zij zei: “Wat als ik kom en ik jou niet tref? –alsof zij bedoeld; als je bent gestorven-” Hij antwoordde: “Als je mij niet (meer) treft, ga dan naar Aboe Bakr.” (al-Boechari)
Amr ibnoe al-Aas overlevert dat de Profeet hem tot bevelhebber benoemde van het leger (die de strijd) van Dhaat as-Salaasil (zou gaan uitvechten). Ik kwam bij hem en vroeg hem: “Wie van de mensen is jou het meest geliefd?” Hij antwoordde: “Aa’ieshah.” Hij (Amr ibnoe al-Aas) zei: “(Ik bedoel) van de mannen.” Hij antwoordde: “Haar vader (Aboe Bakr).” Ik zei vervolgens: “En wie daarna?” Hij antwoordde: “Daarna Omar ibnoe al-Khattaab.” En daarna noemde hij nog andere mannen.”
DE PROFEET BERISPT ABOE DHARR
Enkele sahaabah (metgezellen) zaten bijeen in de afwezigheid van de Profeet (vrede zij met hem) onder hen waren Khalied ibnoe al-Walied, Abd ar-Rahman ibnoe Auwf, Bilaal en Aboe Dharr, terwijl deze laatste in een driftige bui was. Zij waren een bepaald onderwerp aan het bespreken. Aboe Dharr deed een voorstel met betrekking tot een strategische kwestie, hij zei: “Ik stel voor dat het leger zo en zo wordt opgesteld.”, waarop Bilaal zei: “Nee, dit is een slecht voorstel. Hierop zei Aboe Dharr: “Zelfs jij, o zoon van een zwarte (vrouw) komt mij verbeteren. Er is geen god dan Allah. Wie ben jij?”
Bilaal stond vervolgens verbaasd, geschrokken en in een staat van grote woede op en zei: “Bij Allah, ik zal de Profeet (vrede zij met hem) hierover informeren!” en hij vertrok vervolgens. Toen hij bij de Profeet (vrede zij met hem) aankwam, zei hij: “Heb jij niet gehoord wat Aboe Dharr over mij heeft gezegd?” Hij (de Profeet, vrede zij met hem) vroeg: “Wat zij hij dan?” Hij (Bilaal) zei: “Hij heeft zus en zo gezegd.” Het gezicht van de Boodschapper (vrede zij met hem) veranderde hierop van kleur en Aboe Dharr die reeds op de hoogte was gebracht van het beklag van Bilaal kwam de moskee binnenstormen en zei: “O Boodschapper van Allah, as-salaamoe aleikoem wa rahmatoellahi wa barakaatoeh.”
De Profeet (vrede zij met hem) was erg boos, zo erg dat zelfs werd gezegd: “Wij wisten niet of hij (de Profeet, vrede zij met hem) hem terug groette, of niet.” Hij zei: “O Aboe Dharr, heb jij hem uitgescholden vanwege het feit dat zijn moeder zwart is. Waarlijk jij bent een persoon die nog iets van Djaahiliyah (onwetendheid) in zich heeft! Hierop begon Aboe Dharr te huilen en kwam naar de Profeet (vrede zij met hem), hij ging zitten en zei: “O Boodschapper van Allah, vraag vergeving voor mij, vraag Allah om mij te vergeven.” Daarna verliet Aboe Dharr huilend de moskee.
Hij vertrok en plaatste zijn hoofd op de grond voor Bilaal die kwam aanlopen. Bilaal die in de tijd van de Djaahiliyah niets voorstelde (in de ogen van de mensen) vanwege de heersende discriminatie. Deze discriminatie werd overigens compleet weggevaagd met de komst van de Islam. Omar zei zelfs: “Aboe Bakr is onze heer en hij heeft onze heer (Bilaal) vrijgekocht.”
Toen Aboe Dharr zijn hoofd op de grond had, zei hij: “Bij Allah! O Bilaal, ik zal mijn hoofd niet van de grond optillen, totdat jij erop stampt met je voet. Jij bent eervol en ik ben laag.” Bilaal begon te huilen van dit aanblik. Hij boog zich vervolgens voorover en kuste de wang van Aboe Dharr en zei: “Deze wang verdient het niet om met de voet gestampt te worden, maar verdient het om gekust te worden.” Hierop stonden zij beiden op, omhelzden elkaar en huilden.
Dit was de omgang van de metgezellen onderling sinds zij de Islam omarmden.[divider scroll_text=”SCROLL_TEXT” icon=”plus-square-1″]